Zijn wij allemaal racisten?

Recente studies lijken aan te tonen dat wij allerlei impliciete vooroordelen koesteren ten aanzien van zwarten, homo’s, ouderen etc. Leon de Bruin onderzoekt wat hier precies van waar is. Zijn wij allemaal racisten?
Ik moet jullie iets bekennen. Ik ben een racist. Zo, dat is eruit. Gelukkig bevind ik me in goed gezelschap. Wij zijn namelijk allemaal racisten. Althans, dat is wat wetenschappelijke studies lijken uit te wijzen. Een inmiddels berucht geworden test is de Impliciete Associatie Test (IAT). De IAT is ontworpen om impliciete vooroordelen aan het licht te brengen, dat wil zeggen, de onbewuste opvattingen die wij koesteren ten aanzien van bepaalde personen of groepen van personen. Deze impliciete vooroordelen hoeven niet overeen te komen met de opvattingen waar we ons bewust van zijn – dat wat wij expliciet van een persoon of een groep personen vinden. Sterker nog, de IAT laat zien dat wat we zeggen heel vaak niet strookt met wat we ten diepste vinden.
Hoe werkt de IAT?
De IAT bestaat uit verschillende taken waarin de proefpersoon wordt gevraagd om zo snel mogelijk twee begrippen te combineren. Zo vraagt de Seksualiteit IAT je bijvoorbeeld om de begrippen ‘Heteroseksualiteit’ en ‘Homoseksualiteit’ te combineren met de begrippen ‘Slecht’ en ‘Liefde. De IAT gaat er vanuit dat proefpersonen sneller begrippen kunnen combineren die sterker met elkaar geassocieerd worden. Dus: een proefpersoon die meer positieve associaties heeft met heteroseksualiteit dan met homoseksualiteit, zal de begrippen ‘Heteroseksualiteit’ en ‘Liefde’ sneller kunnen combineren dan de begrippen ‘Homoseksualiteit’ en ‘Liefde’. De IAT meet de reactietijden van de proefpersoon en berekent op basis daarvan een score. Op de Nederlandstalige versie van de website kun je de IAT vrij eenvoudig zelf doen.
Wat laat de IAT nu precies zien?
Sinds de IAT in 1997 in gebruik werd genomen hebben miljoenen mensen er aan meegedaan. De resultaten suggereren dat het overgrote deel van deze mensen onbewuste vooroordelen koestert ten aanzien van ouderen, zwarten, homoseksuelen en andere minderheidsgroepen. Zo heeft 75% van de blanke deelnemers bijvoorbeeld een positief vooroordeel ten aanzien van blanke mensen en een negatief vooroordeel ten aanzien van zwarte mensen. Betekent dit nu dat wij allemaal racisten zijn? Erger nog, zijn wij racisten zonder dat we dit weten (en daardoor moeilijker te veranderen)?
Dat is nog maar de vraag. Om te beginnen valt er wel het een en ander af te dingen op de wetenschappelijke status van de IAT. Zo bestaan er verschillende opvattingen over de validiteit, betrouwbaarheid en praktische bruikbaarheid van de test. Daarnaast wordt ook sterk getwijfeld aan de voorspellende kracht van de IAT. Mensen die volgens de test negatieve vooroordelen hebben ten aanzien van zwarte mensen, maken zich in de praktijk namelijk niet per se schuldig aan racisme.
Maar een belangrijkere vraag is denk ik wat er nu precies wordt gemeten met de IAT. Racisme is een vorm van discriminatie waarbij de (waargenomen) intrinsieke eigenschappen van een bepaald ras maken dat het als superieur of inferieur wordt beoordeeld. Bijvoorbeeld: “Donkere mensen zijn dom”, “Blanken hebben geen gevoel voor ritme”, of “Joden zijn gierig”. Maar mensen zijn ook sterk geneigd om onderscheid te maken tussen de ‘in-group’, oftewel de groep waar men zelf lid van is, en de ‘out-groep’ – de mensen die geen lid zijn van deze groep. Het zou heel goed kunnen dat de IAT niet zozeer onze negatieve vooroordelen ten aanzien van specifieke groepen test, maar de algemene menselijke neiging om positieve opvattingen te associëren met de in-group (‘wij’) en negatieve opvattingen met de out-group (‘zij’). Dit zou betekenen dat onze negatieve vooroordelen niets te maken hebben met de inferieure eigenschappen van een specifieke groep mensen, maar puur voortkomen uit het feit dat zij toevallig geen onderdeel uitmaken van onze eigen in-group. Anders gezegd: we hebben geen gerichte afkeer van bepaalde groepen, maar een algemene hekel aan alles wat anders is.
Religie wordt door veel mensen gezien als een mechanisme dat het ingroup/outgroup onderscheid in stand houdt of zelfs versterkt (volgens sommige evolutionaire psychologen is het versterken van de in-group de belangrijkste adaptieve functie van religie). Maar religie biedt ook mogelijkheden om het ingroup/outgroup onderscheid te overstijgen. De resultaten van de IAT dagen ons uit om deze mogelijkheden optimaal te benutten.