Geschreven door Jan Riemersma / 

23 februari 2016 / 

Wie schiep God?

Atheïsten voeren de volgende spreuk: ‘Niet god schiep de mens, maar de mens god.’ [1] Hebben zij gelijk en is God ‘slechts’ een bedenksel van de mens? Het mag duidelijk zijn dat de gelovige een antwoord schuldig is. Hoe komen we aan kennis van God als we niet in staat zijn om God (wetenschappelijk) te onderzoeken?

Samenhang in levende bouwwerkjes

Het spreekt voor zich dat elk levend bouwwerkje, hoe eenvoudig ook, van begin af aan bepaalde biologische doelen heeft moeten bereiken. Organismen moeten in leven blijven (ze moeten zich voeden) en ze moeten zich delen of anderszins vermeerderen. Slagen ze daar niet in, dan neemt de natuur ze uit de omloop.

Wil een levend bouwwerkje zijn biologische doelen bereiken, dan is ‘samenhang’ onmisbaar. Immers, levende bouwwerkjes bestaan uit veel verschillende onderdelen. Stel nu dat een levend bouwwerkje twee pootjes zou hebben. Eén pootje dat stug naar achteren beweegt terwijl het ander naarstig naar voren beweegt. Het bouwwerkje is dan per saldo niet erg geholpen met deze onderdelen. Of stel dat een levend bouwwerkje zenuwweefsel heeft dat strijdige berichten doorgeeft. Zenuwweefsel is dan eerder een nadeel dan een voordeel. Willen levende bouwwerkjes doeltreffend kunnen handelen, dan is ‘samenhang’ (eenheid) een noodzakelijke voorwaarde. Merk nu op dat ‘samenhang’ een logische notie is.

 

Een brein dat de samenhang versterkt

Naarmate een levend bouwwerkje ingewikkelder wordt, zal het over een brein moeten beschikken dat de samenhang tussen oog, hand en verstand versterkt. Het is als met twee fietsers die naast elkaar rijden in de stad; gezamenlijk vormen zij én hun rijwielen een ingewikkeld systeem dat alleen doelgericht kan handelen als de fietsers elkaar tijdig aanwijzingen geven.

Het egeltje is een aardig voorbeeld van een levend bouwwerkje met een uitstekende samenhang tussen brein en lichaam. Het gedrag van het egeltje past uitstekend bij zijn stekelige jas. Bij gevaar rolt het egeltje zich op tot een bal, zodat zijn zachte buik wordt beschermd door een waaier van scherpe naalden. De voortreffelijke samenhang tussen talloze onderdelen, van hersencel tot spier, maakt het mogelijk dat het egeltje zijn biologische doelen bereikt.

 

Een verstand dat orde ontwaart

Samenhang is een vanzelfsprekend kenmerk van levende bouwwerkjes. Het is daarom uit de aard der zaak niet bijzonder dat wij een verstand hebben dat overal samenhang en orde ontwaart. Het is immers de taak van ons brein om overal samenhang te stichten en te ontwaren?

Het is voorts ook niet bijzonder dat de wereld zélf geordend lijkt. Het kan niet anders of alle onsamenhangende modellen vallen buiten het bereik van een verstand dat gemaakt is om samenhang te stichten. Je hoeft zelfs niet te zoeken naar een verklaring waarom wetenschap werkt. Wetenschap is, gegeven de werking van ons verstand, geen zoektocht naar ‘de’ waarheid. Wetenschap is een poging om een groots, samenhangend verhaal te vertellen. De wetenschapper is feitelijk iemand die de ordenende werking van ons verstand zo ver mogelijk oprekt en vertaalt in het meest samenhangende en passende model. Dit model is voor ons dan ook vanzelf het meest bruikbare model. Maar de fysicus zegt ons niet wat de ‘ware aard’ van de natuur is. Anton Zeilinger, een heuse natuurkundige, zei onlangs in een interview: ‘Dat de natuur ons fundamenteel verbaast, hoe goed je de vergelijkingen en de logica ook beheerst, is een veeg teken.’ Zeker!

 

Een God die onze absurde werkelijkheid begrijpt 

We mogen daarom veronderstellen dat de werkelijkheid groter, absurder en ingewikkelder is dan onze beste modellen kunnen weergeven. Wie gelovig is en denkt dat God een perfect wezen is – een wezen dat ons in alles overtreft, de schepper van hemel en aarde – heeft nu feitelijk geen andere keus dan te denken dat God de gehele werkelijkheid wél begrijpt. Zou dit niet zo zijn, dan zouden we een God in gedachten hebben die beperkt is. Wat voor ons absurd is, is voor God begrijpelijk. [2]

Deze opvatting lijkt mij theologisch goed te verdedigen. Het is niet ongebruikelijk om God te beschouwen als een onstoffelijke, absolute eenheid, waar wij desondanks effectief verschillende attributen aan kunnen toeschrijven. (God is in ieder geval geen bouwwerk dat uit honderden onderdelen bestaat).

 

Analytisch a posteriori 

[3] Het bovenstaande roept een vraag op. Hoe weten wij nu dat dit beeld van God, ook al is het theologisch gezien een adequate voorstelling, niet louter en alleen een verzinsel is van de mens? 

Wel, aangezien ons brein slechts een handig instrument is, bedoeld om de samenhang tussen verstand en lichaam te versterken, hebben we goede redenen om te denken dat niets onmogelijk is. Als de werkelijkheid rijker is dan ons verstand voor mogelijk kán houden, dan is er geen zaak die wij kunnen bedenken die niet ook al voorkomt in de werkelijkheid. Feitelijk is al onze kennis analytisch. [4] We kunnen heel de werkelijkheid, alles wat bestaat, beschrijven zonder uit onze leunstoel te komen. Het enige wat ons daarom te doen staat, is uitdenken wat de meest adequate theologische voorstelling van God is. Dat doen we achteraf, aan de hand van ons voortschrijdende inzicht in mens en wereld. Onze voorstelling van God is nu inderdaad het werk van mensen. Maar we kunnen er desondanks zeker van zijn dat zij naar God verwijst. [5] [6]

 

Noten

[1] Deze spreuk wordt beschouwd als een sterk en overtuigend argument tegen het bestaan van God. Omdat atheïsten en vrijdenkers zich soms gedragen als afvalligen die zich afzetten tegen de moederkerk, hebben ze er aardigheid in om de spreuk als volgt te noteren: ‘nt gd schp d mns mr d mns schp gd.’

[2] Dit is, grosso modo, de (opvallende) redenering van René Descartes.

[3] Kant en Hume meenden dat het analytisch a posteriori niet mogelijk is. Saul Kripke meende echter dat het ‘noodzakelijk a posteriori’ wel bestaat. Feitelijk is het analytisch a posteriori dan niet ver weg.

[4] Merk op: deze kwalificatie geldt als we het hebben over het domein van de gehele werkelijkheid, niet als we ons beperken tot onze actuele wereld.

[5] Het is zelfs mogelijk om onze voorstelling van God te testen. Als de bruikbaarheid van onze voorstelling te wensen overlaat, dan kunnen theologen onze voorstelling van God bijwerken zodat deze beter bruikbaar is. Omdat onze kennis van God analytisch a posteriori is, betekent dit dat onze voorstelling na bewerking nog steeds juist is!

[6] Dit geldt in beginsel voor alle bovennatuurlijke zaken. De werkelijkheid buiten onze modellen is nu eenmaal absurd. Het hoeft ons niet te verbazen dat spreken over bovennatuurlijke zaken een onbegrijpelijke indruk maakt. Zo is de werkelijkheid, schijnbaar.

Jan Riemersma