Geschreven door Tjerk Oosterkamp / 

21 maart 2013 / 

Wetenschappers zitten niet te wachten op gedachtepolitie

Mag van een christelijke wetenschapper worden verwacht dat hij in het publieke domein zwijgt over zijn geloof? Die geluiden klonken wel de laatste tijd. Directe aanleiding was een filmpje waarin hoogleraar preventieve geneeskunde Onno van Schayck vertelde over zijn geloof en over een wonder dat hij 25 jaar geleden heeft meegemaakt. Maarten Keulemans, chef van de wetenschapsredactie van de Volkskrant, schreef op 16 maart onder meer: ‘Christenen als Van Schayck hebben lak aan de wetenschap. Leuk, die wetenschap, maar als puntje bij paaltje komt kun je je te korte been lekker tóch een stukje langer bidden.’

Heb ik lak aan wetenschap? Ik ben gelovig christen en werk ik harder dan goed voor me is om de grenzen van de wetenschap te verleggen. Ik ben van mening dat ik de wetenschap geen geweld aandoe door te zeggen dat ik niet genoeg heb aan de wetenschap alleen. De wetenschap heeft me veel te weinig te zeggen op die momenten van het leven waarop ik zoek naar troost of wanneer ik vragen heb over mijn eigen verantwoordelijkheid. Op die momenten blijkt mijn levensbeschouwing een veel beter bruikbare inspiratiebron dan de wetenschap.

Vrijheid

Ik vind troost in mijn geloof in een scheppende God, die ingrijpt in mijn leven en die mij in de vrijheid stelt om verantwoordelijkheid te nemen. Ik vind dat een principiële kwestie. Kort door de bocht gezegd ‘kies ik ervoor’ te geloven omdat het mijn leven verrijkt. Maar mag die levensbeschouwing ook mee wanneer ik mij in het publieke domein begeef? Ik dacht het wel. In het geloof gaat het om de interpretatie van de feitelijkheden. Het staat eenieder vrij om de naakte feiten op zijn eigen manier aan te kleden.

Studenten in Leiden leven in de gelukkige omstandigheid dat ze in het bolwerk van de vrijheid (de wapenspreuk van de universiteit Leiden) onderwezen worden door mensen met allerlei verschillende levensovertuigingen. De universiteit Leiden heeft hierin een rijke traditie hoog te houden.

In mijn onderwijs beperk ik me niet tot de kwantummechanica en de naakte wetenschappelijke feiten. Mijn studenten moeten hun plek in de samenleving kunnen gaan innemen, en op die plek gaan ze echt wel wat meer doen dan alleen maar sommen maken. Een universiteit waar verschillende levensbeschouwingen onderwerp van gesprek zijn, kan hen daartoe een betere voorbereiding bieden dan een omgeving waar een levensbeschouwelijke monocultuur heerst. Daarom zie ik geen reden om mijn levensbeschouwelijke verhalen te beperken tot de gesprekken in de privésfeer. Daarbij moet wat mij betreft voorop staan dat de gesprekken respectvol verlopen en dat de vrijheid van levensovertuiging gewaarborgd is voor alle leden van de universitaire gemeenschap, te beginnen bij de studenten.

Vrije wil

De discussie ligt in het verlengde van gesprekken over de vrije wil. Een hoogleraar als Herman Philipse deelt met zijn studenten dat hij nog in de vrije wil gelooft, ook al wordt dat in toenemende mate door hersenwetenschappers als ‘onzin’ bestempeld.

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor het geloof in een vrije wil maar dat is ook niet nodig. Het gebruik van het concept ‘vrije wil’ is een manier om de naakte wetenschappelijke feiten over het gedrag van mensen aan te kleden. Het is zeer verdedigbaar en voor vele mensen heel nuttig om te geloven dat de mens vrij is keuzes te maken. Het stelt ons bijvoorbeeld in staat verantwoordelijkheid te nemen.

Het geloof in de vrije wil is wat mij betreft niet fundamenteel anders dan het geloof in een God die ingrijpt in de wereld. Maar de wetenschapper die gelooft dat hij of zij niet meer dan een machine is, moet daartoe evenzeer de vrijheid hebben.

Werkelijk

Ik wil graag nog een stap verder gaan om te onderstrepen dat het geloof in zaken waar geen wetenschappelijke basis voor bestaat, heel nuttig kan zijn. De werkelijkheid van het bestaan van elektronen wordt weliswaar niet algemeen betwist, maar heeft geen onomstotelijke wetenschappelijke basis. Elektronen zijn geen kleine zilverkleurige balletjes, die je vast kunt pakken. Ik citeer met instemming één van de stellingen van Ciprian Padudariu, een natuurkundig ingenieur die onlangs in Delft promoveerde: ‘Natuurkunde is niet werkelijker dan je geloof erin.’

Als wij in ogenschouw nemen wat we weten over natuurkunde, dan is er heel veel ruimte voor God om zich in mijn leven te mengen zonder dat daar een aanpassing van de natuurwetten voor nodig is. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het voor wiskundigen en natuurkundigen veel gemakkelijker is om dit gegeven in te passen in hun levensovertuiging, dan voor veel biologen.

Moet ik een berisping vrezen voor mijn geloof? Ik geloof werkelijk dat Jezus uit de doden is opgestaan. Ongeveer net zo werkelijk als dat een elektron bestaat. En, tot overmaat van ramp, ben ik ongeveer vijfentwintig jaar geleden, na vele gebeden en hoge doses medicijnen, genezen van een vervelende nierziekte.

Of daar wel of niet een wetenschappelijke verklaring voor bestaat, maakt voor mijn levensovertuiging niet uit. God is er niet alleen voor de onverklaarde dingen. Ik kies ervoor om te geloven dat God direct ingrijpt in mijn leven. Daar hoeft geen natuurwet voor ondersteboven. De vraag of er, in beginsel, een enkele keer iets zou mogen gebeuren dat in strijd is met de natuurwetten lijkt me zeer moeilijk te beantwoorden. Maar ook op dit punt mag ieder er zijn eigen opvattingen op na houden. De wetenschappelijke methode is meer dan robuust genoeg om bestand te zijn tegen onorthodoxe opvattingen.

De commotie rond Van Schayck is voor mij reden om nog explicieter het recht te verdedigen van eenieder om te mogen geloven wat hij of zij verkiest. Ik verwacht dan ook niet dat ik navraag hoef te gaan doen of mijn medische dossier na al die jaren nog compleet is. Ik mag geloven in een God die zich met mijn leven bemoeit, zelfs op bovennatuurlijke wijze. Iedereen, en zeker de wetenschapper, moet een vrijdenker mogen zijn.

Prof. dr. ir. Tjerk Oosterkamp (1972) is hoogleraar experimentele natuurkunde in Leiden, lid van de Jonge Akademie en heeft recentelijk een VICI subsidie (één van de grootste persoonlijke subsidies voor wetenschappelijk onderzoek in Nederland) toegekend gekregen.

Tjerk Oosterkamp