Wel een conflict tussen geloof en wetenschap!

Veel christelijke intellectuelen hebben het standpunt dat geloof en wetenschap prima hand in hand kunnen gaan. Met wetenschap bedoelen we hier niet wetenschapsbeoefening (zoals de werkzaamheid in een lab), maar wetenschappelijke kennis: kennis van de oerknal, de levensloop van sterren, kennis van geologische tijdperken, het mechanisme van evolutie, enzovoort. Tegenover dit standpunt staan mensen als Richard Dawkins die betogen dat wetenschap aantoont dat geloof onhoudbaar is. De zwakte van Dawkins is dat hij godsdiensten demoniseert en geen voeling lijkt te hebben met het fundamenteel raadselachtige van ons bestaan. Zijn standpunt is: akkoord er zijn nog wat onopgeloste vragen, maar we zijn druk bezig die op te lossen.
Het standpunt dat geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan is wijdverbreid. We vinden het, met onderlinge verschillen, bij Cees Dekker, Taede Smedes, René Fransen, Alister McGrath, George Coyne en vele anderen. De stelligheid waarmee deze beweringen worden gedaan roept bij mij associaties op met de wereld van de reclame, waarin de minpunten van een bepaald product op een handige manier worden verzwegen.
We kunnen verrukt zijn over opgroeiende kinderen, ontluikende bloemen en betoverende landschappen en daarin de hand van de Schepper zien. Maar de natuur heeft ook zijn schaduwkanten: de Grauwe Klauwier, die kevers prikt op de doornen van een struik, en ze in deze marteltoestand zo lang mogelijk in leven laat om de kevers op die manier vers te houden; sommige sprinkhanen en spinnen, waarbij het wijfje na de liefdesdaad haar partner begint op te eten; de leeuw die, als een vrouwtje welpen heeft terwijl de vader van die welpen van het toneel is verdwenen, eerst deze welpen doodt om de volgende dag met het vrouwtje te paren – hoe heeft de goede God het kunnen bedenken?
Deze wereld is vol zinloos leed. Kindersterfte in Derdewereldlanden. Rampen, overstromingen, aardbevingen. Zinloze ziektes, die jonge mensen van hun toekomst beroven. Hoe kan het allemaal bestaan?
De klassieke redenering in de christelijke wereld is dat God de wereld goed geschapen heeft, maar dat door de zonde van het eerste mensenpaar wreedheid, zinloosheid en Godverlatenheid hun intrede hebben gedaan. Het grote probleem is dat de paleontologie ons duidelijk maakt dat een dergelijke paradijselijke situatie nooit op aarde heeft bestaan. Wij moderne mensen zijn dus het paradijs kwijt. De dood, dat dieren elkaar opvreten, slopende ziektes – het fossiele bestand maakt duidelijk dat dit er altijd geweest is.
Het is op dit punt dat ik mijn geestverwanten een enorme bocht zie nemen. Plotseling wordt er gesteld dat het niet zo erg is, dat dieren sterven aan ziektes en elkaar opeten. Men neemt aan dat een heleboel miserie al deel uitmaakte van de oorspronkelijk goede schepping. ‘Geologische verklaring van lijden en dood hoeven het geloof niet in de weg te staan’ (Loonstra). Dood en lijden waren er al voor de zondeval, maar na de zondeval verandert er toch iets: ‘als de mens zich losmaakt van God verandert de dood van karakter’ (Van den Brink). En: ‘zodra we een stapje terugdoen en stoppen met het projecteren van onze eigen menselijke gevoelens op insecten of zelfs zoogdieren, klinkt het evolutionaire proces al een stuk minder wreed’. ‘Biologisch is leven zonder pijn bijna onmogelijk’ (René Fransen, Gevormd uit sterrenstof, p. 279).
Gelukkig zijn er theologen die veel scherper beseffen, dat we hier in een diepe afgrond kijken. Ik noem hier alleen Noordmans, die schreef dat de schepping ‘enkel ontzetting’ brengt en ‘vol ergernissen’ zit. Het paradijs en de zondeval zijn dus zeer moeilijk inpasbaar in het moderne wetenschappelijke wereldbeeld. Wel is er aansluiting mogelijk bij de Bijbelse noties dat in het scheppingsproces God de aarde bewoonbaar maakt (Jesaja 45:18!) en de chaotische machten bedwingt (bijvoorbeeld Psalm 74:13-17 en Job 26:7-13).
Wat echter het meest overheerst is onwetendheid.
Ik ben doctorandus in de godgeleerdheid, maar een jongen van 6 kan mij vragen stellen waarop ik geen antwoord weet. Agnosticisme wordt opgevat als een aparte levensopvatting. Een christen is echter altijd voor een gedeelte agnost.
Wat kan helpen is, dat in het christelijk geloof niet de natuur de belangrijkste bron is van onze kennis van God, maar Gods openbaring.
Treffend wordt dat verwoord in het volgende gedicht:
Ik vroeg het aan de vogels
de vogels waren niet thuis
ik vroeg het aan de bomen
hooghartige bomen
ik vroeg het aan het water
waarom zeggen ze niets
het water gaf geen antwoord
als zelfs het water geen antwoord geeft
hoewel het zoveel tongen heeft
wat is er dan
wat is er dan
er is alleen een visser man
die draagt het water
onder zijn voeten
die draagt een boom
op zijn rug
die draagt op zijn hoofd een vogel
Guillaume van der Graft
Een uitgebreidere versie van dit betoog is te vinden op de website van Jart Voortman onder Verwondering en verbijstering