Geschreven door Jart Voortman / 

17 oktober 2017 / 

Wat ons bindt

Een paar eeuwen wetenschapsbeoefening hebben zowat op ieder gebied onze manier van kijken en interpreteren ingrijpend veranderd. We weten hoe erfelijkheid werkt. Volgens het standaardmodel in de kosmologie is het heelal 13,7 miljard jaar geleden vanuit een nulpunt ontstaan. We weten dat de aardkorst onder onze voeten langzaam beweegt. De moleculaire biologie heeft aangetoond dat alle levensvormen op aarde aan elkaar verwant zijn. Ik ben als mens familie van de apen, maar ook van de vissen, de wormen, ja zelfs van de planten. Wij mensen zijn de bedreigende gevaren in onze leefwereld beter de baas. Met antibiotica kunnen we veel infecties bestrijden. Monsterachtige ziektes als de pest en cholera zijn zo goed als van de aarde verdwenen.

Het is niet moeilijk om deze lijst veel langer te maken. Waar het mij om gaat, is dat het grote verhaal van ons bestaan op vele punten wetenschappelijk is gedocumenteerd. Maar nu komt het: die indrukwekkende uitbreiding van onze kennis, dat begrijpen tot in de details, staat in schril contrast met de grote vragen die ons bestaan oproept.
‘Is er een Schepper?’
‘Bestaat er leven na de dood?’
‘Waarom is er zo veel lijden?’
Een kind van zes kan ons vragen stellen waar we erg verlegen van worden – of we nu gelovig zijn of niet.

 

Het niet-weten bij gelovigen

Het is opmerkelijk dat in de beantwoording van die vragen de met zorg opgebouwde wetenschappelijke encyclopedie ons danig in de kou laat staan. In de grond van de zaak hebben de natuurwetenschappen ons niet veel verder gebracht in de echte vragen waar ieder mens in zijn leven tegenaan loopt. 

Dat gelovigen op belangrijke vragen geen antwoord weten is een fenomeen dat ook op deze site meermaals aan het licht komt. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘God wil met ons mensen in contact treden. Hij wil met ons omgaan.’ Eenvoudige vraag: Als God van ons houdt en contact zoekt, waarom wacht hij er dan 13,7 miljard mee om ons te scheppen? Wel een omweg! De Apostolische geloofsbelijdenis zegt: ik geloof in het eeuwige leven! Maar wat zeggen we tegen een kind dat verdriet heeft en vraagt: ‘Waarom kan oma niet nog een dag terugkomen? Eén dag maar!’

Voor de hand liggende vragen maken ons mensen vaak sprakeloos. Er bestaan boekenkasten vol christelijk dogmatiek. Bij veel kwesties komen gelovigen echter uit op een fundamenteel niet-weten. Het is opmerkelijk dat de apostel Paulus in zijn tijdsgewricht zich hier al van bewust was. Paulus heeft het over het gebrekkige van onze kennis op geestelijk vlak. Hij zegt zelfs dat ons bestaan een raadsel is (1 Korinthe 13:12). We hebben er geen helder zicht op. Elders heeft hij het over de dwaasheid van het geloof (1 Korinthe 3:18). Paulus staat dus veel dichter bij ons moderne bestaan dan wij op het eerste gezicht zouden vermoeden. In onze tijd zijn er velen die zichzelf agnost noemen. We kunnen concluderen dat gelovigen op zijn minst voor een gedeelte ook zelf agnost zijn.

Het besef weinig te begrijpen

De in bepaalde opzichten zwakke positie van gelovigen, die ik hierboven geschetst heb, kan niet-gelovigen het gevoel geven van: ‘zie je wel! Geloof en rede staan op gespannen voet met elkaar! Je kunt maar beter ongelovig zijn dan je houvast zoeken in zaken waar je nooit grip op hebt.’ Een begrijpelijke reactie, maar nu komen we op het tweede punt van mijn betoog. Niet-gelovigen begrijpen eigenlijk ook niet zo veel.

Veel atheïsten baseren hun levensvisie op natuurwetenschappelijke kennis. Maar onze menselijke gevoelens laten zich niet beschrijven in chemische reacties en natuurkundige processen. Wat gebeurt er als je tegen je geliefde zegt: ‘Ik vind je een interessant organisme’? Waarschijnlijk niet veel goeds! Is het zinvol om een moord te beschrijven aan de hand van elektrische stromingen in het brein? Waarschijnlijk is het meer ter zake om een verklaring te zoeken in persoonlijke frustraties, woede, enzovoorts.

Ik stel dus vast dat de materialistische benadering van ons bestaan voorbijgaat aan het meest wezenlijke. Op sommige momenten van ons leven ervaren wij een vreugde en voldoening die het verstand te boven gaat. Er zijn veel kunstenaars die op het hoogtepunt van hun creativiteit beseffen: dit had ik nooit zelf kunnen bedenken. Dit is mij gegeven. Biologisch kunnen we veel verklaren. Maar een pas geboren baby in je handen…, daar zijn geen woorden voor. Het (ontologisch) reductionisme1 zegt: er is niet iets anders dan fysica en chemie. Maar de meest fundamentele ervaringen in ons bestaan laten zich niet vatten in natuurwetenschappelijke formules.

 

Wat ons bindt

Het lijkt mij dus dat de sprakeloosheid die gelovigen soms overvalt op een andere manier ook bij niet-gelovigen manifest is: het besef dat je als mens weinig begrijpt, de ondervinding dat het meest wezenlijke van ons bestaan ons verstand verre te boven gaat. Gelovigen en niet-gelovigen hebben vaak tegengestelde opvattingen. Maar het gevoel klein te zijn in deze grote kosmos, de ervaring dat wij stervelingen zijn, het besef dat ons bestaan in wezen ondoorgrondelijk is – dat verbindt ons.

 

Voetnoot

1) Zie het Faraday paper van Michael Poole, ‘Reductionisme, hulp of hinderpaal’. Gepubliceerd op www.geloofenwetenschap.nl op 27 juni 2014.

Jart Voortman