Siedentop, Inventing the Individual (2014)

Langzamerhand lijkt in de westerse cultuur het beeld van de middeleeuwen als ‘donkere periode’ minder dominant te worden. Lange tijd was de gedachte overheersend dat die fase ‘tussen’ de bloeiperiodes van oudheid en moderniteit weinig goeds heeft voortgebracht en kon worden weggezet als tijdperk van nodeloos bloedvergieten, heksenvervolgingen, politieke chaos, religieuze haarkloverijen, kruistochten en ketters. Een tijd waarin redelijke kennis onderdrukt werd door onredelijk geloof. Waarin mensen met een kritische zin het leven zuur werd gemaakt, als men überhaupt al durfde te denken. Dit toonaangevende verhaal begint echter haarscheuren te vertonen.
Er verschijnen allerlei publicaties die laten zien dat er op zijn minst een ander verhaal te vertellen is over de middeleeuwen. Dat na de Oudheid het licht niet doofde om pas duizend jaar later in de tijd van de Renaissance weer aan te gaan om op volle sterkte te komen tijdens de Verlichting. Dat laat ook Larry Siedentop zien in zijn boek Inventing the individual, the origins of western liberalism. In zijn ogen werden in de middeleeuwen juist de bouwstenen van de moderniteit verzameld en werkte men aan de ontwikkeling van rechtsstaat en wetenschap. Middeleeuwers bouwden daarbij voort op – nee, niet primair werk van de Grieken en de Romeinen – maar op de Bij¬bel, in het bijzonder op de boodschap van Paulus.
Ergens aan het eind van het boek vraagt Siedentop zich dan ook af: “Was Paul the greatest revolutionary in human history?” (353) Hiermee komen we op het centrale punt. Siedentop betoogt dat het christendom de voedingsbodem heeft gelegd voor het ontstaan van het moderne liberalisme omdat het als eerste de mens als individu heeft erkend. In de Bijbel wordt namelijk de waardigheid van ieder afzonderlijk mens benoemd. “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus”, aldus Paulus in de brief aan de Galaten (3,28). Het duurde lang eer Europa en vervolgens andere delen van de wereld dit inzicht van principiële gelijkwaardigheid hebben laten doordringen – en die ontwikkeling is nog steeds gaande – maar het veranderde de gewoonten, moraal en wetgeving in Europa op een grondige manier. De basisingrediënten van die revolutie waren er dus al aan het begin van onze jaartelling. En ze zijn via en dankzij middeleeuwse theologen en juristen doorgedrongen tot in onze – geïndividualiseerde – tijd. Maar de Griekse filosofen dan? Komen die er niet wat bekaaid vanaf in dit verhaal? Siedentop wijst erop dat het bij hen vooral om de familie draaide, om de gemeenschap. We kunnen ons dat nu niet meer zo goed voorstellen. Als wij iemand ontmoeten, zien we diegene als individueel persoon, met eigen rechten. In de oudheid waren individu, religie en familie echter onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld, waarbij er een – in de kosmos ingebakken – hiërarchie was. Daarbij gold: vrouwen, slaven en vreemdelingen waren minder gelijk dan anderen.
Nee, dan Paulus. Hij zette de wereld op zijn kop door de morele gelijkheid van ieder mens te beklemtonen. En die focus op gelijkwaardigheid wint na hem langzamer¬hand steeds meer terrein. Allereerst vindt het een plek in het leven van de eerste christenen. Armen krijgen net als iedereen brood en wijn aan het avondmaal, voor alle zielen moet worden gezorgd. Met de monniken krijgt het individuele geweten meer gewicht, ook dat van vrouwen en slaven. En zo ontwikkelt zich het besef van gelijk¬waardigheid van ieder individu en begint een nieuwe orde te ontstaan waarin sociale rollen secundair zijn. Ieder mens heeft namelijk gelijkelijk deel aan Christus! Uiteraard gebeurt dit niet van de ene dag op de andere dag, haast Siedentop zich te zeggen (“this did not take place overnight”, schrijft hij regelmatig), maar praktijken en houdingen veranderen en beïnvloeden steeds grotere delen van Europa. Met alle gevolgen van dien. De nadruk op gelijkwaardigheid zorgt ervoor dat de rede democratiseert, iedereen kan meedenken en meepraten. Rationaliteit wordt niet meer, zoals bij de Grieken, geassocieerd met status, maar met nederigheid (60). Ook in het recht sijpelen steeds meer christelijke noties door. Siedentop beschrijft nauwkeurig hoe de rechtsorde zich ontwikkelt en mensen¬rechten en geestelijke vrijheid ontstaan. Door de opkomst van het christendom ontwikkelde zich een scheiding van geestelijke en wereldlijke macht. De keizer werd niet meer als almachtige god gezien. De kerk kreeg meer eigen ruimte en kon zich kritisch opstellen naar de macht. Dat merkt bijvoorbeeld Karel de Grote als die van bis¬schop Alcuin fikse kritiek te verduren krijgt bij het aanpakken van heidenen: geloof laat zich niet dwingen! (155) De lange middeleeuwse strijd tussen kerk en keizer is bepalend voor de ontwikkeling van het recht en bepalend voor ons heden¬daagse constitutionalisme. In de soms bit¬tere strijd om zeggenschap en bevoegdheid ontworstelt de kerk zich steeds meer aan de keizerlijke heerschappij en gaat ze haar zaken zelf regelen. Om daartoe in staat te zijn heeft ze wel een eigen (canoniek) rechtssysteem nodig en daar wordt dan ook hard aan gewerkt. Zo hard, dat de kerk meer op een juridisch dan een geestelijk instituut begint te lijken. Bernard van Clairvaux (twaalfde eeuw) verzucht richting de paus of men in Rome nog wel tijd heeft voor gebed en me¬ditatie. “True, thy palace is made to resound daily with noisy discussions relating to law, but it is not the law of the Lord, but the law of Justinian.” (213) Duidelijk blijkt hier dat de middeleeuwers dankbaar voortbouwden op het Romeinse recht. Nieuw is echter dat specifiek “christelijke intuïties” doorwerken, wat zich uit in de morele waarde die wordt gegeven aan het individu. Waar de Romein¬se rechtsgeleerde Gaius het woord ‘persoon’ nog op een puur descriptieve manier gebruikte, krijgt dit bij de middeleeuwse juristen een normatieve lading (217).
Dit alles levert iets indrukwekkends op: een veelzijdig door canonisten gemaakt rechtssysteem. Een ware revolutie waarin de basiseenheid van de rechtsorde het individu wordt en gerechtigheid wordt gerelateerd aan de natuurlijke gelijkwaardigheid van ieder mens, vanwege diens waarde voor God. De kerk zelf vond het destijds niet zo innovatief wellicht, omdat men ‘alleen maar’ de diepste christelijke intuïties over de mens over morele gelijkheid wilde realiseren, maar vernieuwend was het wel. Paulus’ morele notie van ‘equal liberty’ werd geformaliseerd in juridische termen, waarbij langzamerhand natuurlijke, individuele rechten ontstonden tegenover machthebbers. Deze verandering in het recht had gevolgen voor de visie op overheden en vorsten. Nederigheid en dienstbaarheid kwamen voorop te staan. “God would judge rulers according to what they have done for ‘all souls’, irrespective of social standing.” (206) Deze morele notie had vervolgens niet alleen gevolgen voor de overheid, maar ook voor de kerk zelf. Ook haar aanspraken op macht werden beperkt. We herkennen hierin al de contouren van onze hedendaagse democratische rechtsstaat, waarin de overheidsmacht principieel beperkt is, grondrechten aan burgers een vrije ruimte bieden, gelijke behandeling van burgers een zaak van rechtvaardigheid is, kerk en staat onderscheiden taken en verantwoordelijkheden hebben. Die rechtsstaat is dus maar niet iets van na de Verlichting en de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid, broederschap – maar van veel eerder. Volgens Siedentop zijn de wortels van het liberalisme rond 1400 al erg stevig aanwezig. Een coherent programma was er natuurlijk nog niet, dat zou de eeuwen daarna volgen. Maar het liberalisme en onze rechtsstaat zijn beide kinderen van het christendom, dat het individu uitvond.
Siedentops boek is het resultaat van een ware krachttoer, een indrukwekkende combinatie van historisch overzicht en filosofische argumentatie. Het is de opbrengst van, zoals hij zelf schrijft, een leven lang studeren. Het biedt een groot en overtuigend verhaal over het ontstaan van de identiteit van Europa, en daar moet je in deze tijd van superspecialisten maar mee durven komen. Want uiteraard is er kritiek mogelijk. De auteur gaat nadrukkelijk aan een kant van de boot hangen om te laten zien dat er meer te zeggen is over het christendom dan kruis¬tochten en terrorisme. De morele intuïtie van gelijke waardigheid heeft grote – zij het ook grotendeels onbedoelde – gevolgen ge¬had. Vernieuwend is Siedentop niet echt, hij bouwt voort op een aantal specifieke denkers, in het bijzonder op Fustel de Coulagnes, Francois Guizot, Peter Brown en – met betrekking tot de rechtsontwikkeling – Harold Berman en Brian Tierney. Hij erkent dat overigens ook volmondig: zij zijn de echte helden van dit boek! (4) Verdienste van Siedentop is dat hij het betrekkelijk toegankelijk weet op te schrijven en er een groot, omvattend verhaal van heeft gemaakt. Zelf was ik met name blij met de grote aandacht en waardering die hij heeft voor het werk van Berman en Tierney. Zij hebben baanbrekend onderzoek gedaan naar de impact van het middeleeuwse denken op onze rechtsontwikkeling, onder meer met Law and revolution (Berman) en The idea of natural rights (Tierney) en verdienen bekendheid bij een groter – ook academisch – publiek. Siedentop levert zo een boek af dat je zou kunnen lezen als voorwoord bij Charles Taylors Een seculiere tijd, dat vooral op de moderne orde ingaat (en zich overigens meer richt op religie). Urgent is het boek met het oog op de actualiteit. Want de achterliggende vraag van Siedentop is: wat is de Europese identiteit? Wat zijn onze gedeelde overtuigingen? Wat typeert het westen? Hoe moeten wij ons verhouden tot de islam? Hij pleit ervoor dat seculiere atheïsten en christenen niet tegenover elkaar gaan staan, maar erkennen dat beide uit dezelfde – christelijke – bron putten. En het is goed die bron vandaag op¬nieuw te onderzoeken, niet alleen gezien het utilistische en individualistische karakter van het huidige liberalisme, maar ook om christenen te behoeden voor de valkuil van een eenzijdig gemeenschapsdenken.
N.a.v. Larry Siedentop, Inventing the Individual, The Origins of Western Liberalism, Harvard University Press Cambridge, 2014 (448 pagina’s).