Schepping of evolutie: is een dialoog mogelijk?

In het debat over schepping en evolutie komen (jonge-aarde) creationisten vaak al snel tegenover christenen met een andere opvatting te staan. Het lijkt in deze discussie te gaan om wetenschap, maar ten diepste gaat het over een verschil in visie op de Bijbel. Dat maakt een echte dialoog lastig.
Hoe heeft God de aarde en al het leven erop geschapen? In zes dagen, zoals we lezen in de eerste twee hoofdstukken van Genesis, of via een miljarden jaren durend proces van evolutie? Zo gesteld is het een wetenschappelijke vraag. Onderzoek de feiten en we komen tot heldere conclusies: 13 tot 14 miljard of 6-10.000 jaar, evolutie of geen evolutie. Maar de discussie over schepping en evolutie is complexer dan deze simpele vragen. En naar mijn idee gaat de discussie ook ten diepste niet over wetenschap, maar over Bijbelvisie.
Neem de jonge-aardecreationist Todd Wood. Hij verklaarde een paar jaar geleden op zijn weblog dat er wel degelijk bewijs is voor evolutie. Toch gelooft hij het niet, omdat hij evolutie niet kan rijmen met de eerste hoofdstukken van Genesis. Die leest hij als een historische beschrijving van de schepping, waarbij uit de geslachtsregisters (elders in de Bijbel) is af te leiden hoe oud de wereld is.
Ik weet niet zo snel een term die deze positie helemaal netjes dekt. ‘Biblicisme’ komt in de buurt, maar laat ik het houden op een ‘historische lezing van Genesis’. Wat meer uitgeschreven: Genesis is een beschrijving van de werkelijke handelingen van God bij het scheppen van de aarde.
Het gaat nu even niet om de details, maar om de grote lijn. Wie Genesis leest als geschiedenisboek moet wel concluderen dat de aarde hooguit een paar duizend jaar oud is en dat de soortenrijkdom op aarde door God is geschapen. Voor evolutie is weinig ruimte, alleen binnen de geschapen hoofdsoorten (baramin genaamd).
Dit legt een zware theologische lading op de discussie over schepping en evolutie. Een historische lezing van Genesis maakt het onmogelijk ook maar enig onderdeel van een evolutionaire wordingsgeschiedenis van het leven te accepteren, of het nu gaat oude fossielen of de evolutionaire afstamming van planten en dieren, laat staan een evolutionair ontstaan van de mens. Dat geldt ook voor de ouderdom en ontwikkeling van het universum volgens gangbare kosmologische modellen.
Niet-creationistische christenen hebben doorgaans een andere Bijbelvisie. Zij leggen meer nadruk op literaire aspecten van het begin van Genesis, het oud-Oosterse karakter van de geschiedschrijving, of zien het bijvoorbeeld als parabel die inzicht geeft in de relatie tussen God, Zijn schepping en de mensen. Zij kunnen nog steeds uitgaan van de Bijbel als woord van God, belijden God ook nog steeds als schepper, maar lezen de eerste hoofdstukken van Genesis anders dan de jonge-aardecreationisten.
Dit verschil in opvatting over de Bijbel zorgt voor een fundamentele ongelijkheid in debatten over schepping en evolutie. Een christen die de evolutietheorie accepteert, een ‘theïstisch evolutionist’, kan een jonge-aardecreationist zonder problemen als medegelovige erkennen. Aan de andere kant kan een jonge-aardecreationist een christen met een andere opvatting eigenlijk niet als ‘Bijbelgetrouw christen’ erkennen. Immers, wanneer Genesis inderdaad een ware geschiedenis van de schepping bevat, is alleen het openlaten van de mogelijkheid dat de aarde miljarden jaren oud is en planten- en dierenrijk, inclusief de mens, zijn geëvolueerd, een aantasting van de Bijbelse waarheid. Dat bleek ook weer uit een recente discussie op deze site.
En er is nog een gevolg. Voor een jonge-aardecreationist zal geen enkel wetenschappelijk bewijs overtuigend genoeg zijn om wat hij of zij ziet als de waarheid van de Bijbel, omver te kunnen werpen. Het uitgangspunt voor het interpreteren van wetenschappelijk onderzoek is de jonge aarde (zonder grootschalige evolutie) die immers in het onfeilbare woord van God staat beschreven. Wanneer ik een jonge-aardecreationist vraag welk wetenschappelijk bewijs zijn of haar standpunt zou doen omslaan (naar een oude aarde en evolutie van ‘microbe naar mens’) volgt er meestal een complex antwoord dat neerkomt op: geen enkel. Met de toevoeging dat mocht er toch onweerlegbaar bewijs voor evolutie komen, de creationist vermoedelijk zijn geloof in God zou opgeven.
Op zich is dit logisch. De houding ten opzichte van Genesis laat geen andere mogelijkheid. Maar een discussie over het wetenschappelijk bewijs voor een oude aarde en evolutie is dan wel een beetje een ‘schijndiscussie’. Niet omdat er iemand schijnheilig is, maar omdat voor de jonge-aardecreationist de scheppingsverhalen in de Bijbel – in historische lezing – een onaantastbare, heilige openbaring van God vormen.
In het zoeken naar een dialoog over een christelijke visie op schepping en evolutie is uiteindelijk dus sprake van ongelijkwaardigheid. Wanneer een theïstisch evolutionist spreekt over bewijs voor evolutie, is dat voor de jonge-aardecreationist een aanval op de betrouwbaarheid van de Bijbel. Nogmaals, het is logisch dat jonge-aardecreationisten op dat gebied geen compromissen sluiten.
Is er dan wel een dialoog mogelijk tussen jonge-aardecreationisten en christenen met een andere visie op de schepping? Voor die laatste groep is het belangrijk om zich te realiseren dat het jonge aarde standpunt die hierboven geschetste logische consequenties heeft. Die verklaren immers de felheid waarmee soms wordt gediscussieerd.
Anderzijds zouden jonge-aardecreationisten mijns inziens moeten erkennen dat hun standpunt een geloofsstandpunt is, niet een wetenschappelijk. Een voorbeeld is de eerder genoemde Todd Wood, die het bewijs voor evolutie erkent, maar het afwijst op theologische gronden. Dat is een belangrijke stap voor een vruchtbare discussie. Het kan ertoe leiden dat we vrijuit over de feiten praten, zonder de theologische lading. Immers, misschien lijkt de aarde gewoon oud. We weten ten slotte niet hoe een zesduizend jaar geleden geschapen aarde er geologisch en biologisch uit zou moeten zien. Daarover staat geen eenduidige informatie in Genesis.
Tenslotte denk ik dat iedereen die zich hierover een standpunt vormt, zou moeten erkennen dat ons kennen van God op dit moment nog onvolkomen is (1 Kor. 13:12). Dat geldt naar mijn idee ook voor ons kennen van de schepping. Of we nu jonge-aardecreationist zijn of theïstisch evolutionist, of de vraag (vooralsnog) onbeslist willen laten, we zoeken allemaal naar die waarheid. Mijn hoop is dat we als zoekers met elkaar kunnen discussiëren over het stukje waarheid dat wij menen te hebben ontvangen.
De vraag aan jonge aarde creationisten is in hoeverre zij een dialoog mogelijk achten. Die vraag kan ik niet beantwoorden, maar ik hoor graag welke ideeën er leven.