Geschreven door Ide Zinkstok / 

24 mei 2022 / 

Rolie Barth: De kosmos en het leven, een Meesterwerk (2021)

De auteur, Rolie Barth,  heeft jarenlang als kernfysicus gewerkt en is ook theoloog. In dit boek geeft hij  een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek naar de structuur van de macro- en microkosmos  maar ook van het leven vanuit de groei van de cel tot levende wezens. Je krijgt bewondering voor de Schepper en de structuur van al het geschapene maar ook voor het wetenschappelijk onderzoek dat zoveel kennis heeft voortgebracht.

In een indrukwekkend boek van ruim 500 pagina’s geeft hij in het algemeen een heldere uiteenzetting van de kwantummechanica maar ook van de celbiologie met uitleg van bijvoorbeeld  de bouw en werking  van de cel, eiwitten en het DNA. Heel vaak is er bij de bespreking verduidelijking met behulp van inzicht gevende plaatjes. Soms wordt de uitleg wel erg technisch, althans voor iemand die, zoals ik, niet ingevoerd is in dit vakgebied.
De auteur laat zien dat hij resultaten van wetenschappelijk onderzoek serieus neemt. Zo vindt hij de ideeën over het ontstaan van ons universum zeer plausibel, net als het bewijs voor evolutie. Wel meent hij dat de opvatting van evolutie als  combinatie van selectie en mutatie te beperkt is: evolutie wordt geleid  (gekanaliseerd) door zelfsturing. Daar staat tegenover dat de wetenschap  niets kan zeggen over wat er aan de oerknal vooraf ging, want dat gaat onze werkelijkheid te buiten. De fysische theorieën  over het ontstaan van iets uit niets smokkelen een soort lege ruimte naar binnen die zindert van energie en ook nog eens beantwoordt aan algemeen geldende  natuurwetten, waarvan niet te verklaren is waarom ze zijn zoals ze zijn, onveranderlijk.   

Er zijn 5 basisingrediënten  die de basis vormen voor de kosmische en biologische evolutie:
1. bouwstenen zoals atomen en moleculen die allerlei nieuwe structuren kunnen vormen,
2. Interactie tussen de fundamentele natuurkrachten (zwaartekracht, sterke en zwakke kernkracht, elektromagnetische krachten), die de bouwstenen ‘lijmen’,
3. bouwproces (ruimte en tijd),
4. toeval, 
5. de wetmatige basisstructuur (de natuurwetten

Ik vond het interessant te lezen dat de sterke kernkracht die de aantrekking of afstoting binnen de atoomkern tussen deeltjes bepaalt, relatief veel sterker is dan de zwaartekracht. De kernkracht geeft interne samenhang, de zwaartekracht kan alleen ‘lijmen’. Ik meende altijd dat de zwaartekracht het sterkste was.

Barth laat het grote belang van de wetenschap zien maar daarnaast gelooft hij in de Bijbel en in God als Schepper van hemel en aarde.  God heeft de wereld ex nihilo, uit niets geschapen, houdt haar in stand door de wetmatige basisstructuur en kan incidenteel ingrijpen, zelfs tegen de natuurwetten in.

Wetenschap en Bijbels scheppingsverhaal zijn verschillend wat betreft doelstelling: wetenschap onderzoekt de aard en structuur van het geschapene, het Bijbelse scheppingsverhaal houdt zich bezig met de vraag waarom en met welk doel de wereld is geschapen. De auteur ziet het dan ook helemaal niet als zijn voornaamste doelstelling de beide benaderingen met elkaar in overeenstemming te brengen, al laat hij vaak zien dat er geen tegenstelling hoeft te zijn. Het bijbels scheppingsverhaal is echt een gecomponeerd verhaal, passend bij het wereldbeeld van de tijd waarin het ontstond maar het gaat daarbij om de functionaliteit en het doel van het geschapene. Het scheppingsverhaal laat dan ook veel ruimte open voor resultaten van wetenschap.

De auteur benoemt door het boek heen een viertal mysteries waarvan het de vraag is of die oplosbaar zijn:
a.   Kwantumfysica:
Het kwantumtoeval houdt in dat elektronen in een atoom tegelijk het karakter hebben van een deeltje en een golf waardoor niet is te bepalen op een bepaald moment waar ze zich bevinden. Hooguit kan een soort kansgebied worden vastgesteld waarbinnen zij zich bewegen. Het gaat hier om fundamentele onbepaaldheid met een groot verklarend  vermogen voor fysische verschijnselen.  Veel wetenschappers menen dat die fundamentele onbepaaldheid een kenmerk is van de werkelijkheid, wat niet te begrijpen is.
b.   Ontstaan van leven:
Hoe de overgang van dode materie naar levende materie precies in zijn werk is gegaan, blijft onduidelijk. Er moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn, van bijvoorbeeld een gebied van leefbaarheid, aanwezigheid van water en zuurstof maar dat is onvoldoende om de overgang te verklaren.
c.   Zelforganiserend vermogen van levende cellen:
De organisatie binnen levende cellen en genen is zeer complex, met name de zelfregulatie door middel van versterkende en verzwakkende feedback. Dit geldt voor celdifferentiatie  maar ook voor de ontwikkeling van genen tot tenen. Cellen zijn deeltjes met veranderlijke eigenschappen. De ontwikkeling kan enigszins worden beschreven maar hoe de programmering tot stand kont van dit ingewikkelde proces van zelfregulatie en zelforganisatie  is niet duidelijk.
d.   Verhouding tussen hersenstructuur en logisch redeneren of vragen naar zingeving:
De mens heeft qua DNA en ook herseninhoud veel gemeen met de  chimpansee en de bonobo. Maar het grote verschil is het taalvermogen en het denken, het zelfbewustzijn en de creativiteit in allerlei opzichten. Dit is niet evolutionair te verklaren. Barth gaat er niet op in of de overgang van bonobo naar mens door incidenteel ingrijpen van God zou kunnen zijn gebeurd.
Wat mij betreft zouden twee mysteries toe te voegen zijn: dat wat aan de oerknal voorafging en de plaats van de natuurwetten in de evolutietheorie.

Er valt veel te genieten en te leren in dit boek, maar toch heb ik ook een paar kritische opmerkingen:

–    Het begrip ‘toeval’
Toeval in de evolutietheorie slaat op willekeurige gebeurtenissen zonder doel. Daar tegenover stelt de auteur zijn begrip van gekanaliseerde evolutie die duidelijk doelgericht is en waarvan het toevalskarakter veel beperkter is. Het is dus de vraag of het verstandig is hetzelfde woord ‘toeval’ te gebruiken. Is ‘onvoorspelbaarheid’ niet een beter begrip? Op p. 377 spreekt de auteur  over toeval als een noodzakelijk goed. Ook hier zou m.i. ‘onvoorspelbaarheid’ een beter begrip zijn dat verwijst naar de Schepper die niet na te rekenen is. Bovendien is het begrip ‘noodzakelijk’ erg pretentieus. Kunnen wij weten of God dit toeval moest gebruiken? Of had Hij ook andere manieren kunnen kiezen?
–    Het begrip ‘lijden’
De auteur geeft redelijk overtuigende argumenten dat het lijden tot de schepping hoort, ook voor de zondeval. Dit heeft te maken met de kwetsbaarheid van het leven. Steeds is er bij mutatie sprake van dubbelheid: levensondersteunend of levensbeschadigend. Op p. 458 wordt de kwetsbaarheid van het leven een noodzakelijke voorwaarde voor verandering genoemd. Ook hier lijkt het begrip ‘noodzakelijk’ te dwingend: vanuit verschijnselen redeneert de auteur naar een moeten. Wij weten niet of God het ook niet anders had kunnen doen. Barth, die in het algemeen zeer voorzichtig formuleert als het gaat om Gods bedoeling, lijkt mij ook hier te stellig.
Het verbaast me enigszins dat in het boek en ook in de uitgebreide literatuurlijst de namen van de ontdekkers van het DNA, Crick en Watson, niet worden genoemd, evenmin als die van Francis Collins, die leiding gaf aan het Genoomproject dat de structuur van het DNA verder uiteengerafeld heeft.

Alles bij elkaar is dit een buitengewoon informatief boek over een breed terrein van de natuurwetenschap, vooral voor lezers die niet in die wetenschap thuis zijn, al is de bespreking soms tamelijk technisch en wat lastig te volgen. De relatie met het Bijbels scheppingsverhaal wordt in het algemeen voorzichtig en genuanceerd besproken. Als gelovig christen heb ik geleerd hoe je met een open blik de bijbel kunt lezen en daar op een nieuwe manier naar kunt kijken, zelfs of juist mét de kennis van de resultaten van de wetenschap.

Barth, R., De kosmos en het leven, een Meesterwerk (2021). Buijten en Schipperheijn Amsterdam.

Ide Zinkstok