Geschreven door Kees-Jan Schilt /
23 februari 2014 /
Over kleine mensen en grote woorden

Toen ik een jaar geleden werd gevraagd om een eerste bijdrage voor dit forum te leveren, heb ik lange tijd geaarzeld. En in de weken voor het verschijnen van deze column heb ik serieus overwogen om te bedanken. Ik merk dat ik weinig plezier beleef aan de debatten zoals deze hier en op Facebook worden gevoerd. Keer op keer vraag ik me af: waarom toch zo? Hieronder zal ik proberen om mijn aarzelingen onder woorden te brengen. Wellicht dat het ten bate is van een aantal lezers, wellicht niet. Dat is aan u.
Ik ben afgestudeerd op de geschiedenis van het jonge-aarde creationisme zoals dat zich in de 20ste eeuw in de Verenigde Staten heeft ontwikkeld. Zelf ben ik geen creationist, maar noem ik mezelf ontstaansagnost. Wat ik daarmee bedoel wordt vanzelf duidelijk.
Ik werd geïntrigeerd door de historische vraag waarom toch het jonge-aarde creationisme zich in een eeuw tijd zo snel kon ontwikkelen, en hoe dat dan precies gegaan was. Zelf heb ik niet zoveel op met het zeer polemische ontstaansdebat. Zoals ook op deze website regelmatig blijkt, lijkt het erop dat geloof in een letterlijke en meestal recente schepping door creationisten als onontbeerlijk wordt geacht voor een waar geloof en het daaraan gekoppelde behoud van de gelovige. Ik kreeg op zich wel sympathie voor de oprechtheid van een aantal creationisten, die eenvoudigweg de uitspraken van Jezus over de schepping letterlijk nemen en dus in hun ogen niet anders kunnen dan in de letterlijkheid van het scheppingsverhaal te geloven.
Waar ik geen sympathie voor had en heb is de felheid waarmee het debat wordt gevoerd. Als het behoud van zielen werkelijk het doel is, dan past slechts een houding van dienstbaarheid en liefde voor de medemens, zoals Jezus ons dat voorleefde. Wat me vooral in het verkeerde keelgat schiet, is de intolerante houding jegens andere christenen die niet in een letterlijke schepping geloven, of beter: niet in een specifieke versie van het scheppingsverhaal. Daarin is het debat een afspiegeling van het christendom wereldwijd: duizenden verschillende denominaties die het allen op bepaalde punten met elkaar oneens zijn, en de ander daarom verketteren. Het is goed dat iemand staat voor zijn of haar overtuiging, maar het is onchristelijk om deze als onfeilbaar te zien. Ons verstand is verre van volmaakt, zo ook ons begrip van God en onze interpretatie van de Bijbel.
Ditzelfde geldt natuurlijk voor ons kennisbegrip in het algemeen. Het verabsoluteren van kennis opgedaan via wetenschappelijke analyse is evenzeer kwalijk. Binnen het paradigma kunnen uitspraken zeer goed worden beoordeeld, op basis van interne consistentie en coherentie met andere uitspraken. Maar over het waarheidsgehalte van het systeem in zijn geheel kunnen geen uitspraken worden gedaan binnen het systeem zelf. En als dat systeem verabsoluteerd wordt en dus tot algehele maat wordt verheven, verdwijnen de termen binnen en buiten, maar die verabsolutering kan niet worden onderbouwd. De evolutieleer biedt ons binnen het paradigma van de wetenschap de beste verklaring voor de ontwikkeling van de soorten zoals wij die nu kennen. Dat wil niet zeggen dat ze de enige mogelijke verklaring geeft, noch dat ze juist is. Zelfs binnen het evolutionaire paradigma valt een lans te breken voor de beperkte vermogens van het verstand dat haar bedacht heeft.
Bovenstaande nuanceringen kom ik in het debat zo weinig tegen. Het besef dat de mens, hoe dan ook ontstaan, een beperkt denkvermogen heeft, en een daaraan gekoppelde bescheidenheid in de validiteit van uitspraken. Als ik de eerste hoofdstukken van Genesis lees, dan zie ik een oud verhaal dat misschien door Mozes zelf is opgetekend, misschien stamt uit de tijd van de ballingschap, en misschien ook wel uit een heel andere tijd waarvan we nog geen weet hebben. Er zijn argumenten aan te dragen om het verhaal letterlijk te nemen, en er zijn argumenten om het verhaal als poëzie op te vatten. In beide gevallen kom je logische problemen tegen, die in het debat regelmatig naar voren komen. Wat dit mij zegt is eenvoudigweg dat mijn logica beperkt is. Ik ben een mens, geschapen, geëvolueerd of op nog andere wijze hier beland, met een beperkt denkvermogen dat niet in staat is alles te begrijpen. Ik weet niet wat de waarheid van Genesis is. Ik ben christen, maar kan mijn geloof niet met wetenschappelijke logica verdedigen. Dat kan ook niet, ben ik van mening, en dat hoeft ook niet. En ook daarover worden debatten gevoerd, en zo gaan we door. En dat is prima: laten we blijven praten over deze zaken, want blijkbaar zijn ze belangrijk voor ons als mens. Maar laten we dat dan wel doen vanuit het besef van onze menselijkheid en haar beperkingen.