Geschreven door Hans van Eyghen / 

28 april 2015 / 

Atheïsme: op zoek naar een goede definitie

In een stuk op deze website van Emanuel Rutten en een reactie op een (anonieme) blog kwam de oude vraag naar de definitie van atheïsme weer naar boven.

Rutten schrijft:

Toch zie je soms ook dat men terugkrabbelt en atheïsme definieert als alléén maar ‘de afwezigheid van geloof in één of meerdere bovennatuurlijke wezens’. Maar als ik in reactie daarop dan opmerk dat dat ook voor agnosten geldt en bovendien op grond van die definitie ook baby’s, huisdieren en Italiaanse voetbalstadions atheïst zijn, is men meestal wel geneigd om met een argumentatie te komen voor de claim dat er geen bewust wezen is dat de oorsprong is van de wereld.

Voor Rutten is atheïsme dus ‘claimen dat God niet bestaat’. Aangezien de discussie vaak geframed wordt in termen van ‘geloven’, kan deze definitie geherformuleerd worden als ‘niet geloven dat God bestaat’. De anonieme blogger gaat niet akkoord. Hij (of zij) schrijft:

Atheïsme definiëren als ‘afwezigheid van het geloof dat God bestaat’ is nochtans de meest wijd verspreide definitie in academische kringen. (…)de claim ‘er is geen bewust wezen is dat de oorsprong van de wereld is’ een kennis claim, die niet gelijk is aan de claim ‘ik geloof niet in het bestaan van een god’. Met zijn definitie wringt Rutten de atheïst in een onmogelijke situatie want hoe kan je claimen te weten dat een immaterieel wezen dat ontoegankelijk is voor waarneming en wetenschappelijk onderzoek niet bestaat. Laat staan dat daar argumenten voor te geven zijn.

De blogger definieert atheïsme dus als de loutere afwezigheid van geloof in God. Hij of zij beschuldigt Rutten ervan atheïsme te nauw te definiëren, zodat maar weinigen onder de definitie vallen. Rutten vindt de alternatieve definitie dan weer te breed.

Een atheïst kan op Ruttens kritiek reageren dat atheïsme niet van toepassing is op baby’s, huisdieren en voetbalstadions, omdat afwezigheid van geloof de dispositie om wel te geloven veronderstelt. Zeker is dat voetbalstadions niet in staat zijn om in God te geloven; dit geldt waarschijnlijk ook voor baby’s en huisdieren. Op dezelfde wijze gaat het niet op om te beweren dat vegetarisme definiëren als ‘geen vlees eten’ niet opgaat omdat bergen, universiteitsgebouwen en Amerikaanse auto’s dan ook vegetariërs zouden zijn; deze dingen zijn niet in staat om vlees te eten dus elke definitie van vegetarisme is niet van toepassing op hen. Een probleem voor de definitie als  ‘afwezigheid van geloof in God’ is dat het onderscheid met agnosticisme niet meer kan gemaakt worden. Dit onderscheid wordt veel gebruikt en agnosticisme lijkt iets anders te zijn dan atheïsme. Aangezien agnosten ook geen geloof in God hebben, is deze definitie dus wel degelijk te ruim.

Wat zou dan een goede definitie zijn die recht doet aan de manier waarop atheïsten zichzelf zien, maar ook te onderscheiden valt van verwante posities als agnosticisme? Het valt snel op dat erg weinig atheïsten hun positie omschrijven als ‘geloof dat God niet bestaat’. Zelfs opperatheïst Richard Dawkins gaat niet verder dan de claim dat ‘God almost certainly does not exists’. Bijna zekerheid lijkt echter ook nog te sterk geformuleerd. Beter is te stellen dat de meeste atheïsten geloven dat er waarschijnlijk geen God is. Er zijn zeker atheïsten die sterkere claims maken (zoals Dawkins), maar atheïsten hoeven hierin niet mee te gaan. Een definitie van atheïsme als ‘geloof dat er geen of waarschijnlijk geen God is’ lijkt dus een goede definitie.

Deze definitie is niet geheel vrij van problemen. Zo is het niet helemaal duidelijk hoe waarschijnlijk een atheïst het niet-bestaan van God moet achten. Wel wordt het onderscheid met agnosticisme bewaard en sluit het ook niet te veel zelfverklaarde atheïsten uit. Onder deze definitie kunnen er ook meer redelijke argumenten gegeven worden voor atheïsme, aangezien het bijzonder moeilijk is om het niet-bestaan van een wezen te beargumenteren.

Beeld: H.Dahle/ESO

Hans van Eyghen