
De laatste drie decennia zagen we een heropleving van wetenschappelijk onderzoek naar de psychologische en evolutionaire oorsprong van religie. Hoewel de theorieën (soms grondig) verschillen, lijken ze allen te suggereren dat religieus geloof intuïtief komt. Hiermee wordt bedoeld dat een kind geen indoctrinatie of bepaalde opvoeding nodig heeft om op te groeien tot een volwassen gelovige.
Hyperactive Agency Detection Device
Theorieën stellen verschillende mechanismes voor die leiden tot religieus geloof. Een bekende is het ‘Hyperactive Agency Detection Device’. Deze theorie wordt verdedigd door antropoloog Stewart Guthrie en cognitief wetenschapper Justin Barrett.1 Ze stelt dat mensen hypergevoelig zijn voor aanwijzingen van agency.2 Wanneer mensen geluiden horen of fenomenen zien die vaag lijken op dieren zullen ze heel snel geneigd zijn te geloven dat er een mens, dier of ander wezen in de buurt is. Guthrie geeft het voorbeeld van patronen in wolken; mensen zullen hier snel betekenisvolle patronen in zien. Barrett geeft als voorbeelden ruisend geluid van bladeren en een tak die vaag op een slang lijkt. In beide gevallen zullen mensen snel geloven dat er een dier in de buurt is. Deze neiging was evolutionair voordelig voor onze voorouders. Te veel wezens detecteren leidt hooguit tot tijdverlies en verkwisting van energie. Eén wezen te weinig detecteren kan makkelijk leiden tot de dood als dat wezen een roofdier of andere mens is. Vaak kunnen mensen checken of er wel degelijk wezens in de buurt zijn. Soms kan dit echter niet en dan heeft de mens de neiging te geloven in onzichtbare wezens. Dit kan op zijn beurt leiden tot geloof in goden of God.
Bedreiging of steun voor religieus geloof?
Sommigen zien in dit soort theorieën een bedreiging voor de rationaliteit van religieus geloof; bijvoorbeeld door te beweren dat religieus geloof vooral een overlevingsfunctie had en niet gericht is op waarheid. Anderen vinden er daarentegen steun in. Deze laatsten argumenteren dat theorieën zoals die van Barrett aantonen dat religieus geloof natuurlijk is en daarom initieel vertrouwen geniet. We vertrouwen ook vaak ander geloof dat natuurlijk komt, zoals het geloof in een externe wereld of geloof dat er andere subjecten bestaan. In Nederland is zo’n argument naar voren gebracht door Stefan Paas en Rik Peels in hun boek ‘God Bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven’.3 Hun argument is subtieler. Ze claimen niet dat religieus geloof te vertrouwen is omdat het natuurlijk is, maar wel dat dit natuurlijke geloof dient gecultiveerd te worden. Net als planten in een tuin dient religieus geloof hier en daar bijgesnoeid te worden. Dit kan door onderricht en opvoeding of het lezen van de juiste boeken. Indien het op de juiste wijze wordt gecultiveerd, is er volgens Paas en Peels niets mis met natuurlijk geloof.
Radicale breuk met ‘natuurlijk geloof’
Hier treffen we echter een probleem voor het christelijk geloof. Een aantal theologen, waarvan Karl Barth de belangrijkste is, stelde dat de christelijke God de ‘Gans Andere’ is; hij is een God die wezenlijk anders is dan alle andere goden uit andere tradities en die zelfs nauwelijks te vatten is met behulp van menselijke taal. Andere theologen hebben met Barth de discontinuïteit van het christelijk geloof met andere tradities beklemtoont. De openbaring van God en vooral de openbaring in Jezus Christus wordt beschouwd als een radicale breuk in de geschiedenis. Bijgevolg wordt christelijk geloof scherp afgezet tegenover andere religieuze tradities.
Het probleem voor argumenten in de lijn van Paas en Peels is duidelijk. Voor Barth betekent christelijk geloof ook een radicale breuk met geloof dat natuurlijk komt; dit natuurlijk geloof kan niet gecultiveerd worden tot christelijk geloof en geniet zeker geen initieel vertrouwen. Christelijk geloof komt enkel tot stand door de genade van God en niet via natuurlijke processen. Barth staat hierin niet alleen. Johannes Calvijn was ook al uiterst kritisch tegenover geloof dat niet gebaseerd was op de Schrift maar spontaan kwam. Mogelijks reageerden Calvijn en Barth op meer ervaringsgerichte vormen van christendom die ze rondom zich zagen.
Nu hangen niet alle christenen een even sterke positie als Barth en Calvijn aan. Toch wordt vaak benadrukt dat de christelijke God anders is. Het theologisch correcte beeld van de christelijke God als almachtig, algoed en transcendent valt moeilijk te rijmen met het geloof dat geproduceerd wordt door het Hyperactive Agency Detection Device. De christelijke God is wezenlijk anders dan geloof in onzichtbare geesten in de buurt. Geloof in de christelijke God staat hier zelfs volledig mee in tegenspraak.
Slotsom
Naar ik meen, vormt de aard van christelijk geloof een probleem voor elk argument voor de rationaliteit van christelijk geloof dat zich beroept op recente theorieën over hoe religieus geloof tot stand komt. Hiermee heb ik niet gezegd dat deze theorieën aanleiding geven tot een argument tegen haar rationaliteit. Dit alles geeft eerder aan dat de theorieën wellicht neutraler zijn dan soms gedacht. De huidige stand van wetenschap lijkt noch voor, noch tegen de rationaliteit van religieus geloof te spreken. Een verdediging van de rationaliteit van christelijk geloof beroept zich beter op de status van de eigen christelijke bronnen (in de eerste plaats op de Bijbel en de christelijke traditie).
Voetnoten
1) Barrett, J. L. (2004). Why Would Anyone Believe in God? Walnut Creek, Altamira Press.; Guthrie, S. (1993). Faces In the Clouds: A New Theory of Religion. New York (N.Y.), Oxford, Oxford University Press.
2) Het woord ‘agency’ is lastig te vertalen. Het betekent zoveel als de capaciteit voor intentioneel handelen.
3) Paas, S. and R. Peels (2013). God bewijzen: Argumenten voor en tegen geloven. Amsterdam, Balans.