Mitchell, Innate (2018)

Kevin Mitchell, neurogeneticus, schreef met Innate (uit 2018) een prettig leesbare introductie op de genetica van het zenuwstelsel. Hij laat duidelijk zien welke genetische principes er achter de organisatie van de hersenen zitten, maar eindigt op een zingevende, bijna theologische noot.
De afgelopen vijftien jaar zijn er twee wetenschapsvelden enorm gegroeid, mede door toedoen van big data: genetica en de neurowetenschap en dat heeft geleid tot nieuwe inzichten. Mitchell probeert die samen te brengen door alle verschillende niveaus – DNA, celbiologie, hersenstructuur en -activiteit en gedrag – te combineren. Hij wisselt soepel tussen de verschillende onderzoeksvelden en beschrijft helder welke evolutionaire selectiedruk heeft gezorgd voor de relatief grotere hersenen en intelligentie in mensen.
Tussen de biologische en bijna wiskundige details zijn er een paar hoofdlijnen te onderscheiden. Mitchell benadrukt, naast genen en omgeving, de rol die het toeval kan spelen in hoe genen zich ontwikkelen. Door chemische schommelingen komt er, ook bij identieke genetische code, niet altijd hetzelfde resultaat uit. De resultaten zijn dus niet deterministisch maar probabilistisch. Oftewel, we kunnen een range geven van de uitkomsten, maar die uitkomsten zijn niet altijd identiek. Dat biedt hoop en zelfs ruimte voor theologische reflectie.
Soms lijkt het toeval ons op de weg van God te leiden op een macroniveau: in de ontmoetingen met mensen. Of zoals Christian Wiman schreef in Mijn heldere afgrond: “Christus is contingentie.” Maar zou die contingentie van God kunnen komen en zelfs door God fundamenteel zijn ingebouwd in de orde van de wereld? En kent God dan alle mogelijke uitkomsten van zo’n probabilistisch programma of is dat onbekend terrein?
Daarnaast verheldert hij dat de relatie van genetica tot psychische gezondheid en intelligentie gecompliceerd en indirect is. Alhoewel sommige mutaties specifiek aan bepaalde aandoeningen zijn gelinkt, lijkt het er vooral op dat zowel intelligentie als psychische stoornissen vooral gelinkt zijn aan de algemene gezondheid en robuustheid van de hersenen. Hoe de hersenen groeien is een ingewikkeld genetisch programma waarin duizenden genen betrokken zijn en er is dan ook veel overlap in de genen die gelinkt worden aan aandoeningen.
Alhoewel het boek uit 2018 stamt, en de details kunnen veranderen, zijn de principes redelijk tijdsbestendig en erg actueel om nu te begrijpen. Screening van embryo’s bij IVF op breed genetisch risico, dus niet alleen van specifiek ziekmakende mutaties, wordt in Amerika al commercieel aangeboden en is onlangs in de media geweest. Mitchell refereert al aan deze fenomenen maar neemt er niet direct stelling over in.
Mitchell eindigt zijn boek met een veel beschouwelijker hoofdstuk. En dat hoofdstuk maakt het boek wel echt af. Hij legt uit dat het begrijpen van de principes van de genetica niet hetzelfde is als het reduceren van iemand tot zijn of haar genetica of van iemands identiteit tot stroomstootjes in de hersenen. Die hersenstaten leiden nog steeds tot bewustzijn (emergentie) en hebben dus betekenis voor ons. Ja, onze psychologisch functioneren komt voort uit de hersenen, maar dat betekent niet dat we geen vrije wil hebben, aldus Mitchell. Onze wil is een eigenschap van de hersenen: mensen kunnen minder wil hebben als ze dronken zijn of een psychose hebben, maar we kunnen nog steeds keuzes maken en redenen hebben voor die keuzes. (Voor de fijnproever, Mitchell toont zich hier een duidelijke compatibilist.) Deze filosofische duiding lijkt ook de grenzen aan te geven van de wetenschap en een doorgeschoten reductionisme tegenwicht te bieden.
Maar Mitchell lijkt nog het meest op een dominee als hij uitlegt dat we geen onbeschreven blad zijn als we als baby ter wereld komen. We verschillen van elkaar, zelfs tot op het niveau van hoe we de wereld waarnemen (zie de uitgebreide behandeling synesthesie) en er zitten grenzen aan wat we kunnen veranderen aan onszelf, zeker als onze plasticiteit na ons vijfentwintgste af begint te nemen. In plaats van altijd maar beter te moeten zijn, kunnen we niet elkaars verschillen en eigenaardigheden accepteren? Dat lijkt toch verdacht veel op Paulus’ woorden aan de Efeziërs: “Wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde.” Amen, broeder, amen.
Kevin J. Mitchell, Innate: How the Wiring of Our Brains Shapes Who We Are (Princeton University Press, 2018)