Meester, Ronald, Arrogant (2014)

seks en bewustzijn
In het boek ‘Arrogant’ wil Ronald Meester laten zien dat de evolutietheorie niet alles kan verklaren. Mensen die dat wel denken, zijn ‘gelovigen’ (Meester geeft in het eerste hoofdstuk een koddige opsomming van zaken die men in de loop der tijd met een beroep op de evolutie heeft proberen te verklaren). Er zijn, volgens Meester, ten minste twee zaken die door de evolutiebiologen niet kunnen worden verklaard: seks en cognitieve functies zoals bewustzijn en abstract redeneren. Voorts betoogt hij dat de evolutietheorie niet overtuigend onderbouwd kan worden door middel van computersimulatie. Een (kritische) bespreking door Jan Riemersma.
In het eerste hoofdstuk getroost Meester zich de moeite om ons er van te overtuigen dat hij geen onverzettelijke christen is die de evolutietheorie niet verdragen kan. Het kost mij weinig moeite om hem op zijn woord te geloven: wie zijn boek ‘De man die God kende’ [1] heeft gelezen weet dat Meester een genuanceerde, eigen kijk op het geloof heeft; hij is geen ‘fundamentalist’.
Het is inmiddels niet onbelangrijk om zulke zaken op te merken, want de relatie tussen evolutiebiologen en sommige christenen is gespannen: wie (religieuze) kritiek heeft op de evolutietheorie kan rekenen op een (zeer) stevig weerwoord. Het lijkt er op, zegt Meester, alsof je geen kritiek op evolutie mág hebben! Hij verwijst herhaaldelijk naar Thomas Nagel, die afgebrand werd toen hij onlangs betoogde dat de evolutietheorie onvolledig is [2]. Ook haalt Meester een kwestie aan waar hij zelf bij betrokken was, de promotie van Joris van Rossum.
midscheeps
Ondanks de redelijke toon die Meester aanslaat, geloof ik niet dat hij recht doet aan het werk van de evolutiebiologen en evolutiefilosofen. Het is, om te beginnen, de vraag of biologen inderdaad denken dat de evolutietheorie alles moet kunnen verklaren. Er is natuurlijk geen evolutiebioloog die meent dat het fraaie vioolspel van Janine Jansen het onmiddellijke effect van selectie is [3].
Het is waar dat onder andere sociologen en psychologen oneigenlijk gebruik hebben gemaakt van de theorie [4], maar dit kan men natuurlijk niet aanvoeren als een bezwaar tégen de theorie zelf. Ook is het, denk ik, niet juist om te zeggen dat men geen kritiek mág hebben op de evolutietheorie. Integendeel, kritiek is onder evolutiebiologen aan de orde van de dag, want deze wetenschappers zijn het onderling lang niet altijd met elkaar eens. Bovendien is de evolutie niet verheven boven kritiek, want het is, net als alle andere grote theorieën, een theorie waar nog aan gesleuteld wordt.
De kritiek van filosofen als Alvin Plantinga en Thomas Nagel is echter van een geheel andere orde dan die van de vakbroeders en lijkt vooral bedoeld om de theorie midscheeps te treffen. Zij proberen aan te tonen dat de theorie in sommige opzichten niet werkt en aanvulling behoeft. Deze aanvulling bestaat dan uit metafysische abstracties als God of geest. Als dit inderdaad zo is, is het begrijpelijk dat veel evolutiebiologen die kritiek niet kunnen waarderen. Een theorie die niet goed werkt en uit armoede een beroep moet doen op God of geest is vanzelfsprekend geen goede wetenschappelijke theorie. Het is dan ook geen verrassing dat mensen als Plantinga en Nagel fel worden aangevallen door sommige evolutiebiologen.
abstract redeneren
Dit neemt niet weg dat Nagel en Plantinga mogelijkerwijs met hun kritiek het gelijk aan hun zijde hebben. Ik vermoed echter dat dit niet het geval is. Ik wil aan de hand van één onderwerp (abstract redeneren) laten zien dat de kritiek van Meester voorbarig is.
Volgens Meester zijn de evolutiebiologen niet in staat om te verklaren waarom wij abstract kunnen redeneren. Hij verwijst, om zijn betoog kracht bij te zetten, naar het werk van zowel Plantinga als Nagel. Hij schrijft:
(…) zoals Thomas Nagel ook opmerkt, is de enige conclusie dat we door logisch redeneren direct toegang hebben tot de waarheid./ Het is niet genoeg, aldus Nagel, om te denken dat als er logische waarheden zijn, evolutie of natuurlijke selectie ons wel de mogelijkheid zal hebben gegeven om deze te herkennen. Logica en redeneren gaan verder dan wat zich in de wereld aan ons voordoet, juist omdat ze aanspraak maken op algemene geldigheid (…). / Ziehier een groot probleem: hoe zijn wij in staat om verder te kijken dan wat zich in de wereld aan ons voordoet, en een kijkje te nemen in de wereld van waarheden? (…) Ik zie niet in hoe darwiniaanse evolutie hier een antwoord op zou kunnen formuleren.”
Volgens Meester zijn wij in staat om een ‘kijkje te nemen in de wereld van waarheden.’ De vraag is echter of dit inderdaad het geval is: hoe weet Meester dat logische redeneringen algemeen geldig zijn? Wij veronderstellen dat deze redeneringen algemeen geldig zijn, en we geloven het ook hartstochtelijk, maar we hebben er geen bewijs voor [5]. Meester zegt in het eerste hoofdstuk:
“Ik heb geen idee hoe de wereld werkelijk in elkaar zit. (…) De wereld zit, daar ben ik van overtuigd, veel en veel ingewikkelder en diepzinniger in elkaar dan veel mensen kennelijk denken (…).”
Zolang we echter niet weten hoe de wereld werkelijk in elkaar zit, kúnnen we niet weten of onze logische redeneringen algemeen geldig zijn. We weten eenvoudigweg niet of de werkelijkheid in alle opzichten gehoorzaamt aan onze logische redeneringen.
De praktijk leert ons in ieder geval dat ‘de wereld van waarheden’ zo beperkt is dat geleerden daarnaast gewoon hard moeten werken om uit te zoeken hoe de wereld ‘werkelijk’ in elkaar zit. Als evolutiebiologen (na pakweg 200 jaar) in staat zijn om deugdelijk bewijs aan te voeren voor de overtuiging dat wij het product zijn van evolutie, dan ligt het voor de hand dat we proberen ook onze logische denkwijze evolutionair te verklaren. Het is nu te vroeg om met beslistheid te zeggen dat we de logica (of het bewustzijn) níet kunnen ‘naturaliseren’ [6].
Daar komt bij dat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat de bezwaren van Meester (en Nagel) op een denkfout berusten als ze beweren dat de evolutie ‘algemene waarheden’ zou moeten herkennen (dit mag je immers alleen beweren als je eerst zeker weet dat er algemene waarheden bestaan); een evolutiebioloog zou, meen ik, juist andersom moeten redeneren (en dan verdwijnt het probleem als sneeuw voor de zon): de evolutie rust ons eerst uit met een logische denkwijze en vervolgens kunnen wij niet anders dan geloven dat deze logische denkwijze de enige juiste is (immers, onderscheid maken tussen ‘ware’ en ‘onware’ beweringen doen wij op grond van een denkwijze: onze denkwijze bepaalt daarom volledig het aanzien van de werkelijkheid). De evolutionaire gedachtegang is tegenintuïtief, maar ze past keurig in het causale, evolutionaire schema.
ambitieus
Het is moeilijk om Meester te plaatsen: enerzijds wil hij de wetenschap niet afvallen, anderzijds is hij oprecht nieuwsgierig naar de vraag of alles wat de biologen ons vertellen juist is (en met een dergelijke houding, zo lijkt hij ons in dit boek te willen zeggen, kán uit de aard der zaak niets mis zijn). Veelvuldig merkt hij echter op dat de wetenschap beperkt is en dat de werkelijkheid erg ingewikkeld is. Verrassend genoeg geeft hij wetenschappers dan wel weer de raad om vooral ‘in een naturalistische kader te blijven werken’, want dat is vruchtbaar.
Ondanks de onpartijdige toon die Meester bij het schrijven hanteert, is dit al met al een zeer ambitieus boek. Hij meent te hebben aangetoond dat “(…) de evolutie niet in alle aspecten verlopen is op de manier die Darwin en zijn volgelingen voor zich zagen of zien”.
Je moet echter van zéér goede huize komen als je grote wetenschappelijke theorieën, waar door zo veel geleerden jarenlang aan gewerkt is, ten val kunt brengen. Voor wat betreft ‘abstract redeneren’ en ‘bewustzijn’ zijn de bezwaren van Meester in ieder geval voorbarig. Onder ons gezegd en gezwegen: bij een wedkantoor zou ik mijn geld dan ook niet op Meester zetten.
Meester, R., Arrogant, Ten Have, euro 15, –
Noten:[1] Meester, Ronald, De Man die God kende, Ten Have, 2007.
[2] Nagel, T, Mind and Cosmos, Oxford, 2013 [3] zie bijvoorbeeld: Drees, Willem B., Religion, Science and Naturalism, Cambridge, 1996, hf.4. [4] Dit geldt bijvoorbeeld voor de evolutionaire psychologie, zie: Buller, J, Adapting Minds, Mit press, 2006. [5] zie bijvoorbeeld: Putnam, H., There is at least one a-priori truth, in: Realism and Reason vol.3, Cambridge, 1983; zie ook de werken van Priest, G. [6] zie bijvoorbeeld: Maddy, P, Second Philosophy, Oxford, 2007.