Geschreven door Jan J. Boersema / 

17 december 2014 / 

Kuyper contra Bussemaker

Minister Bussemaker bracht eind november haar ‘Wetenschapsvisie 2025’ uit. Wat ze wil is te karakteriseren als meer sturing door overheid en andere ‘stakeholders’. Zó moet onderzoek maatschappelijk relevanter worden. En natuurlijk voor minder (overheids)geld. Geen goede koers, vindt Jan Boersema. Hij roept Kuyper in gedachten.

Op 20 oktober 1880 hield Abraham Kuyper zijn vermaarde openingsrede ’Souvereiniteit in eigen kring’, waarmee hij het begin van de Vrije Universiteit markeerde. Die universiteit moest een plek zijn waar “vrij van kerk en staat onderwijs wordt gegeven en wetenschappelijk onderzoek wordt verricht”. De wetenschapper was alleen gebonden aan Gods woord, Kuyper koesterde het ideaal van een christelijke wetenschap. Dat laatste bleek te hoog gegrepen, maar dat wetenschappers, christelijk of niet, zich bij hun werk zullen laten inspireren door hun levensbeschouwing is een voor de hand liggende gedachte. En Kuypers pleidooi voor een wetenschap ‘vrij van staat en kerk’ staat nog steeds als een huis.

De geschiedenis heeft treurige bewijzen geleverd van de desastreuze gevolgen van staatsbemoeienis en kerkelijke interventies. Daarbij hebben kerk en staat in de moderne tijd vaak de gedaante aangenomen van ideologie, markt en mode. Wetenschap verdraagt geen heersers boven zich. Daarom zijn ‘wetenschappelijke’ bureaus van politieke partijen onmogelijke constructies en dient wetenschap die bedreven of gefinancierd wordt door commercieel belanghebbenden altijd gewantrouwd te worden.

 

Rode draad: meer sturing

De visie die Bussemaker heeft uitgebracht bevat drie thema’s. Het eerste betreft de kwaliteit van het onderzoek, het tweede de maatschappelijke impact en het derde het belang van (nieuw) talent. Maar de rode draad is meer sturing, en haar toverstaf de wetenschapsagenda.

De minister constateert dat ons onderzoek internationaal hoog staat aangeschreven. Om dat zo te houden heeft ze 50 miljoen gereserveerd om de nadelen van matching op te vangen. Dit geld krijgen de universiteiten dus alleen als er grote, Europese projecten worden binnengehaald waarbij die matching speelt. Dit is geen kwaliteit bevorderen, dit is sturing. De boodschap is: haal je geld maar in Europa, dan zorg ik dat je er niet al te veel op achteruit gaat. De tweede maatregel die ze noemt is het verlagen van de – door haar eigen ministerie ingevoerde – promotievergoeding. De universiteiten zijn volgens haar te veel afhankelijk geworden van dat geld. Er zou sprake zijn van een promotiefabriek. Door minder per promotie uit te keren kunnen universiteiten “de prioriteiten in de wetenschapsagenda verbinden met stappen in hun profilering”.

Die wetenschapsagenda, dat gaat het sturingsmiddel bij uitstek worden als het aan Bussemaker ligt. Volgens haar wordt die agenda “dé inspiratiebron voor onderzoekers”. Dat zou revolutionair zijn, want ik ben in al mijn ruim 40 jaar aan de universiteit nog nooit een wetenschapper tegengekomen die een overheidsdocument als dé inspiratiebron voor zijn of haar onderzoek noemde. De minister wil die agenda al polderend opstellen, om zodoende ook haar tweede doel ‘maximale impact’ te realiseren.

Akkoord met bedrijfsleven

De principiële denkfout die hier, ook door Bussemaker, gemaakt wordt, is dat men aanneemt dat onderzoek pas relevant wordt voor de maatschappij als alle ‘stakeholders’ zich ermee bemoeien. Waarbij nog moet worden aangetekend dat onder de stakeholders het bedrijfsleven domineert. Sinds grote bedrijven als Shell, Philips, Unilever en DSM hun eigen onderzoekslaboratoria grotendeels hebben wegbezuinigd, slagen ze erin om tegen veel lagere kosten een stempel te zetten op onderzoek dat uit publieke middelen wordt betaald. Geheel in lijn met hun eerdere manoeuvre waarbij ze eerst de eigen bedrijfsopleiding sluiten om vervolgens te vragen om een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Bussemaker gaat hier graag in mee. Om meer talent een kans te geven, sluit het kabinet een promotieakkoord met het bedrijfsleven, zodat het aantal promovendi, ‘industrial doctorates’ genoemd, de komende jaren met enkele honderden wordt vergroot. Over promotiefabriek gesproken.

Liever onafhankelijk

De geschiedenis leert dat onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek van onschatbare waarde is voor een samenleving. De Nederlandse uitgaven hiervoor lopen al jaren terug. Miljoenen zijn daarentegen besteed aan het topsectorenbeleid zonder dat gebleken is dat hier de echte innovaties, laat staan de Majorana-deeltjes vandaan komen. Landen die een redelijk percentage van hun BNP besteden aan fundamenteel onderzoek doen het op de (middel)lange termijn ook economisch beter. Universitaire onderzoekers hebben helemaal geen centrale sturing nodig om gegrepen te worden door relevante wetenschappelijke vragen en om zo als verantwoordelijke burgers hun steentje bij te dragen aan een betere toekomst. Vrij van staat en kerk.

Deze opiniebijdrage verscheen eerder in Trouw.

 

Jan J. Boersema