Geschreven door Josh de Keijzer / 

6 oktober 2019 / 

Is het irrationeel om te geloven?

Scientias.nl is een van mijn favoriete websites. Juist omdat ik mijzelf ophoud in het kengebied van de geesteswetenschappen, heb ik veel behoefte aan toegankelijke informatie uit de natuurwetenschappen die to-the-point en up-to-date is. Wel is het altijd leuk wanneer de schrijvers op de site zich begeven op het levensbeschouwelijk vlak. Enige tijd geleden was dat het geval in een boekbespreking van ‘Dagelijks irrationeel: over de psychologie van zelfbedrog’ van Michiel van Straten (2018).

In dit (overigens heel interessante) boek houdt Van Straten zich bezig met de vraag waarom mensen die zichzelf als rationeel beschouwen in het dagelijks leven toch heel vaak zo irrationeel zijn dat ze een schietgebedje doen of niet onder een ladder doorlopen. Scientias deed er nog een schepje bovenop: ‘We denken graag van onszelf dat we heel rationeel zijn. Maar als je kritisch naar je eigen gedrag of dat van anderen gaat kijken, kom je al snel tot de conclusie dat dat toch niet helemaal waar is. Want waarom doe je dan toch een schietgebedje voor dat sollicitatiegesprek? En waarom moet je toch altijd even slikken als er een zwarte kat voor je de weg oversteekt? En waarom vereren mensen dan goden waarvan het bestaan niet bewezen kan worden?’

Okay, dat van die kat snap ik. Maar staat rationaliteit nu ineens haaks op het vereren van goden en schietgebedjes? Dat is toch wel een beetje raar. Het boek van Michiel van Straten lijkt me echt een leuk boek. De evolutionaire verklaring van geloof in goden die hij aanhangt is niet nieuw en wordt, terecht denk ik, in brede kring aangehangen. Maar waarom moet voor Scientias geloof nu ineens tegengesteld zijn aan rationaliteit? Want dat schrijft Scientias toch echt: ‘…waarom vereren mensen dan goden waarvan het bestaan niet bewezen kan worden?’ Ik dacht dat we daar nu wel overheen waren.

Een uitgebraakte hostie uit 1345

Maar ik kwam bedrogen uit, zo lijkt het op het eerste gezicht. Een dag of wat na de publicatie van het artikel op Scientias was er het bericht dat in Amsterdam de jaarlijkse ‘Stille Omgang’ meer dan drieduizend participanten had getrokken. Tijdens deze bedevaartstocht wordt herdacht dat in 1345 een doodzieke man een hostie uitgebraakte die de volgende dag nog in tact bleek ondanks dat die in een open haard was gegooid: ‘Het Mirakel van Amsterdam’. Zijn gezonde normale nieuwe hosties die we vandaag als lichaam van Christus tot ons nemen – om even als rooms-katholiek te spreken – niet veel belangrijker dan uitgebraakte middeleeuwse hosties, denk ik dan. Ik moet er niet aan denken een stuk braaksel te herdenken en vereren. Als dit geen irrationaliteit is, weet ik het ook niet meer.

Maar nee, zo simpel is het niet. Ondanks dat de aandacht voor het Mirakel de tegenstelling van Scientias tussen rationaliteit en geloof lijkt te bevestigen, is het onjuist te stellen dat geloof en irrationaliteit samenvallen.

Wel is het natuurlijk waar dat bijgeloof een irrationele kant heeft. Er wordt immers een niet bewezen en onwaarschijnlijk oorzakelijk verband gelegd tussen verschijnsel en uitkomst: als ik onder een ladder doorloop, gaan er erge dingen met me gebeuren. Bijgeloof is echter iets anders dan geloof en je kunt het laatste dan ook niet op één hoop met bijgeloof gooien of met irrationaliteit identificeren.

Geloof als vertrouwen

Als je geloof afschildert als ‘geloof in onzichtbare wezens’ dan klinkt dat al gauw als een onzinnige en inderdaad irrationele bezigheid. Maar geloof is niet zomaar geloof in onzichtbare wezens. Geloof is, voor gelovigen, niet primair de aanname van het bestaan van iets (hoewel dat er wel bijhoort). Het betekent vooral vertrouwen. Dat is ook primair de betekenis van het Griekse woord dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt voor geloof, pistis. Als het dan gaat om ‘vertrouwen’ in ‘onzichtbare wezens’ is er dus al sprake van een vertrouwensrelatie waarin een zekere mutualiteit aanwezig is. Op zijn minst wordt gesuggereerd dat hoewel God onzichtbaar is, God toch ervaren wordt.

Wanneer gelovigen het hebben over geloof in God, impliceren ze daarmee een bestaande relatie. Relaties (alle relaties) zijn onzichtbaar maar wel reëel. Daarom is het voor gelovigen raar als mensen het irrationeel noemen om een relatie met God te hebben. Binnen het wereldbeeld van gelovigen is dit juist een vanzelfsprekend iets. Geloof als relatie is iets dat concreet geïntegreerd is in het leven van alle dag, alle karikaturen ten spijt.

Homo irrationalis

Als we het dan toch over irrationaliteit hebben, kunnen we gerust stellen dat in het algemeen mensen ondanks hun rationele vermogen een onweerstaanbare neiging hebben om irrationeel te zijn. Volg maar eens een heftige discussie van mensen die het met elkaar oneens zijn: manipulatie, afleidingsmanoeuvres, doelbewuste misinterpretaties, karikaturen, je komt het allemaal tegen. Wat dat betreft is de politiek het toneel van de ergste irrationaliteit die denkbaar is (vooral in de VS). Als mensen werkelijk rationeel met elkaar om zouden gaan, dan zouden heel wat problemen in de wereld zo opgelost zijn. Dan zou er een einde komen aan het kapitalisme, extreem rechts, racisme, vernietiging van de aarde, etc.

Maar aan die dingen komt geen einde omdat mensen irrationeel zijn. Of beter, ze prefereren irrationaliteit boven rationaliteit, omdat hun rationaliteit slechts een evolutionair gegroeide vaardigheid is (net als geloof) die helpt bij het overleven in een weerbarstige wereld. En als het beter uitkomt om irrationeel te zijn, doen mensen dat dan ook meteen. Daar zijn ze dan ironisch genoeg weer rationeel in. Irrationaliteit is vaak een rationele keuze. Mensen kiezen irrationaliteit vaak juist omdat ze moreel deficiënt zijn. En dat is dan weer voor sommigen juist een reden om de toevlucht te nemen tot een goede God die het kwaad straft — een niet zo irrationele strategie eigenlijk.

Wetenschappelijk geloof

Irrationaliteit is ook academici niet vreemd. Een heel goed voorbeeld vinden we in een filosofische stroming vroeg in de 20ste eeuw die logisch positivisme heet. Volgens deze filosofen waren alleen claims aanvaardbaar die wetenschappelijk bewezen konden worden. Dat was het fundament van hun filosofie. Dat ging aardig totdat ze erachter kwamen dat dat fundament zelf niet wetenschappelijk te bewijzen was. Want bewijs maar eens wetenschappelijk dat alleen wetenschappelijke claims aanvaardbaar zijn.

Sterker nog, als je gelovigen irrationaliteit in de schoenen wil schuiven omdat ze in onzichtbare wezens geloven, dan moet je ook wetenschappers irrationeel noemen omdat ze in hun wetenschappelijk model geloven. Niet overtuigd? Lees Thomas Kuhn er maar eens op na.

Wetenschappelijk paradigma’s

Kuhn heeft met zijn ‘The Structures of Scientific Revolutions’ (1962) overtuigend aangetoond dat de wetenschap vooruitgang maakt via omwentelingen waarbij het ene wetenschappelijke paradigma plaats maakt voor het andere. Dit gebeurt doordat in een bepaalde wetenschappelijke verklaring van de werkelijkheid of wetenschappelijke theorie anomalieën ontstaan. Anomalieën zijn verschijnselen die niet binnen het model te verklaren zijn. Ze schieten onbedoeld gaten in het wetenschappelijk paradigma.

Wanneer zulke anomalieën alsmaar talrijker worden, raakt de plausibiliteitsstructuur van een wetenschappelijk paradigma aangetast. Eerst begint er één wetenschapper openlijk te twijfelen. Die wordt nog weggehoond. Maar wanneer genoeg wetenschappers hun ‘geloof verliezen’ in een bepaald paradigma, moet er een nieuw paradigma voor in de plaats komen. Zo zijn we bijvoorbeeld van een Newtoniaans model naar een relativiteitsparadigma verhuisd. Wetenschappers die zich verzetten tegen zo’n paradigmawisseling gedragen zich minstens zo irrationeel gelovig als ‘irrationele gelovigen’.

Het moge duidelijk zijn dat wetenschap voortschrijdt via het opgeven van het geloof in het ene paradigma naar het aanvaarden van het geloof in een ander. Ook al is hier geen sprake van godsgeloof, geloof en wetenschappelijke rationaliteit gaan hier heus wel samen. Sterker nog, rationaliteit en irrationaliteit overlappen in het wetenschappelijk denken. En dat komt weer omdat wetenschappers mensen zijn.

Zingeving

Maar hoe zit het dan met het Mirakel van Amsterdam en de uitgebraakte hostie van 1345? Zijn die 3000 participanten van de Stille Omgang van Amsterdam dan niet tamelijk irrationeel? Nee, niet echt. Of beter: het gaat hier niet om een kwestie van irrationeel of rationeel zijn. Hier hebben we te maken met de zoektocht naar zingeving.

De vraag naar de zin van dingen, de betekenis van het leven, de behoefte aan zingeving; het is iets wat bij mensen hoort. De mens is een rationeel wezen dat in staat is de vraag te stellen naar haarzelf, haar oorsprong, haar gerichtheid op de toekomst. De mens is in staat zich te omringen met een zelfgekozen context van zingeving en kan ook eigenlijk niet zonder. In een geseculariseerde samenleving als de onze, is de behoefte aan zingeving niet minder dan in religieuze samenlevingen en blijkbaar hebben secularisatie, welvaart en wetenschap niet de honger naar zingeving gestild. De vraag is niet het zwijgen opgelegd.

Mensen gaan in een post-christelijke samenleving echter niet makkelijk meer terug naar de kerk. De kerk heeft grotendeels afgedaan. Maar mensen hunkeren wel naar datgene wat met die kerk verloren is gegaan, ook al is dat verlorene moeilijk meer te definiëren. Daarom gaat men dan maar achter een niet-verbrande uitgebraakte hostie aan. Niet dat men denkt dat dat Mirakel echt gebeurd is of dat juist die hostie, die nu toch niet meer voorhanden is, nog iets goeds kan bewerken, maar omdat de legende teruggrijpt naar dat ondefinieerbare dat ruimte geeft aan het mysterie en het denken over zingeving.

Uitleggen en duiden

Wetenschap geeft geen zin aan het leven maar legt wel uit hoe dingen in elkaar zitten. Geloof, kunst en filosofie proberen op hun beurt te verklaren waarom de dingen zijn zoals ze zijn en wat er de betekenis van is. Wetenschap heeft aan feiten genoeg. Maar de zoektocht naar zingeving heeft meer nodig. Die kijkt voorbij feitelijkheden om een integratie te bewerkstelligen van het totaal aan feiten en gebeurtenissen in de wereld. Wetenschap en zingeving, uitleg en duiding; ze hebben elkaar nodig. Zo wordt antwoord gegeven op de vraag van het individu: wie ben ik en waarom ben ik er?

Die vraag is niet irrationeel, ook niet wanneer een uitgebraakte hostie onderdeel van het antwoord wordt. Dat komt omdat wij de zin der dingen alleen verstaan via metaforen die onze verbeelding prikkelen en symbolen die structuur aan die verbeelding geven. Metaforen en symbolen grijpen terug op alles wat daarbij kan helpen: mythes, legendes, oude teksten, wetenschap, kunst en verbeelding. Én mirakels.

Josh de Keijzer