Geschreven door René Fransen / 

10 oktober 2011 / 

Het God-deeltje

Misschien gaan ze ’t vinden, misschien ook niet. Het Higgs-boson, ook wel het God-deeltje genoemd. Dit Higgs-boson was deze zomer al een paar keer in het nieuws. Eerst geruchten dat het gevonden was, kort erna de mededeling dat dit niet klopte, en recent de optimistische uitspraak dat we het misschien wel voor Kerst zullen vinden. Of niet.

Het Higgs-boson is misschien wel het belangrijkste niemendal ter wereld. De Large Hadron Collider, een enorme deeltjesversneller op de grens van Zwitersland en Frankrijk, is er speciaal voor omgebouwd, wat een paar miljard euro heeft gekost. In de VS is ook een dure deeltjesversneller (à 35 miljoen dollar per jaar) bezig het Higgs-boson te vinden, maar daar gaat de stekker er eind deze maand uit vanwege bezuinigingen. Een enorme inspanning om iets te vinden waarvan niet zeker is of het bestaat, en dat – eenmaal gevonden – naar alle waarschijnlijkheid geen enkel praktisch nut zal hebben.

Voor wie het nog niet weet: het bestaan van het Higgs-deeltje is al in 1964 voorspeld door Peter Higgs, op basis van het Standaard model van de natuurkunde. Dit beschrijft de fundamenten van onze werkelijkheid: hoe alles in elkaar zit. Vanuit dit Standaardmodel zijn al meer deeltjes voorspeld, die tot nu toe allemaal zijn gevonden. Behalve het Higgs-deeltje, het sluitstuk van het bouwwerk. Als Higgs niet bestaat, stort het hele Standaardmodel in.

Vermoedelijk heeft het de bijnaam ‘God-deeltje’ gekregen omdat het de laatste steen in het bouwwerk van het Standaardmodel is. Niet omdat het moeilijk te vinden is, hoop ik, of geen praktisch nut heeft. Maar het is wel opvallend, die naam. Biologen zouden dat nooit doen, het (een) opperwezen op zo’n manier in hun experimenten opvoeren. Nou ja, er is de ‘Jezushagedis’ die over water kan lopen, dat wel.

Maar toch. Wetenschappers die spreken over een God-deeltje. Het past in een patroon dat ik waarneem, namelijk dat natuur- of sterrenkundigen gemakkelijker het woord God in de mond nemen – en volgens diverse onderzoeken ook iets minder ongelovig zijn – dan biologen. Iemand als Albert Einstein vond het geen probleem om uitspraken te doen als ‘God dobbelt niet’ (waarmee hij overigens alleen zijn afkeer van de fundamentele onzekerheid in de kwantummechanica uitsprak, Einstein was absoluut geen theïst). Maar wanneer de Amerikaanse geneticus en uitgesproken christen Francis Collins DNA ‘De taal van God’ noemt, geeft dat opgetrokken wenkbrauwen en polemieken.

Waarom hebben natuurkundigen minder problemen met God? Ik vermoed omdat ze minder botsingen hebben gehad met creationisten. Zeker in de VS is sinds het Scopes-proces in de jaren twintig van de vorige eeuw een strijd gaande tussen schepping en evolutie. Dat die twee elkaar moeten uitsluiten, is helaas diep ingesleten in het onderbewuste van heel veel gelovigen en ongelovigen.

Het zou zo mooi zijn wanneer gelovigen en ongelovigen wat meer ontspannen met deze materie zouden kunnen omgaan. Er zijn voldoende mensen die dat inderdaad doen. Maar helaas krijgen juist de extremen aan beide zijden de meeste aandacht. Ze hebben ook het meest te verliezen, natuurlijk. Wanneer het je overtuiging is dat bewijs leveren voor evolutie hetzelfde is als God doodverklaren, dan staat er voor gelovigen én ongelovigen veel op het spel. Francis Collins – een christen die evolutie accepteert als Gods scheppingsmethode – is net zo’n grote bedreiging voor atheïst Richard Dawkins als voor creationist Ken Ham.

Nu is er op zich wel wat te zeggen voor polarisatie. Een stevig debat over dingen die belangrijk zijn, is te verkiezen tussen halfslachtige compromissen van het soort waarbij de partijen voortdurend water bij elkaars wijn doen. Maar de polarisatie in de geloof-wetenschap discussie levert te veel schade op. Ik betreur het vooral dat veel gelovigen de wetenschap als hun vijand zijn gaan zien. Dat is dubbel jammer. Allereerst omdat wetenschap de bron is van ontzettend veel goeds en onze steun waard is. En daarnaast omdat het kennen van de wereld, het weten waaróm iets is zoals het is, ook een eerbetoon aan de Schepper is. Wat dat betreft mag dat ultieme sluitstuk van het Standaardmodel van mij best het ‘God-deeltje’ heten.

René Fransen

René Fransen is ‘Science Writer’ bij de Faculty of Science & Engineering van de Rijksuniversiteit Groningen; en zelfstandig wetenschapsjournalist. Hij is betrokken bij Geloof & Wetenschap als redacteur.