Geschreven door Jan Riemersma / 

9 november 2017 / 

Het feilloze verstand van de naturalist

Naturalisme

Ieder zijn eigen religie: volgens Lawrence Krauss, de atheïstische natuurkundige die onlangs – samen met wapenbroeder Richard Dawkins – Nederland aandeed om te ‘evangeliseren’, is het inmiddels duidelijk dat de gehele werkelijkheid ‘natuurlijk’ is [1]. Het naturalisme heeft gewonnen. Ook volgens Seann Carroll, de kosmoloog, bestaat er geen twijfel meer [2]. De visie van de naturalist is juist.

Een kleine bedenking is evenwel dat de naturalist nog niet alle relevante vragen heeft kunnen beantwoorden. Fijntjes herinneren wij hem of haar aan de welbekende anekdote, verteld door Max Planck, dat men hem afraadde natuurkunde te studeren ‘daar deze wetenschap nagenoeg voltooid is’ – en toen ontdekte men de kwantummechanica. Zeg dus nooit vóór de avond dat de dag gewonnen is.

 

Paradox

Krauss zelf is de geleerde geweest die heeft berekend dat het ontstaan van de gehele werkelijkheid kan worden afgeleid uit natuurkundige modellen. Hij beschouwt zijn inzichten als het laatste zetje dat nodig is om God, de schepper, voorgoed te laten verdwijnen. Maar hij zag over het hoofd dat zijn modellen nogal wat vooronderstellingen bevatten waarvan de herkomst niet verantwoord kan worden. Dit is de zogenaamde ‘verrekijker-paradox’: iemand die met een kijker tuurt naar beemd en veld ziet heel de omgeving, behalve zichzelf.

 

Filosofie

Filosofie is te omschrijven als een spel voor belangstellenden – niet per se voorbehouden aan filosofen – waarbij je uit een klein aantal vooronderstellingen probeert om een deugdelijk antwoord te geven op een bepaalde vraag.

Aan formele redeneringen kun je duidelijk zien hoe dit ‘spel met vooronderstellingen’ werkt: uit een aantal vooronderstellingen (premissen) leid je de slotsom af. Uit de vooronderstelling [Jan zit op de fiets] leid je af dat Jan op de fiets zit, en uit de vooronderstelling [Piet at een boterham] mag je afleiden dat Piet een boterham at.

Het is zo simpel als iets uit een doos nemen. Als in een schoenendoos twaalf gekleurde veters liggen, dan kun je – in elke gewenste volgorde en combinatie – niet meer dan twaalf gekleurde veters uit de doos nemen.

Het is logisch niet mogelijk om iets af te leiden uit nul vooronderstellingen. De volgende redenering is nooit geldig: [niets], dus: iets. Hoe vreemd het is om iets uit niets af te leiden blijkt wel uit de volgende parodie: [volstrekt leeg is de kamer], dus: er staat tenminste een stoel. En uit een lege schoenendoos kun je ook al niets halen, zelfs geen afgekloven kippenbotje.

 

Descartes

Aan de hand van dit eenvoudige inzicht kunnen we laten zien dat Krauss en Carroll ongelijk hebben. De werkelijkheid is niet natuurlijk, maar ‘religieus’ (bovennatuurlijk, van een andere orde). Het naturalisme staat voor een onoverkomelijk probleem. Geen enkele natuurkundige zal de afleiding ‘[niets], dus: iets’ geldig kunnen maken. Nooit. Uitgesloten.

God daarentegen, zoals René Descartes betoogde in een paar beroemde brieven, kan alles. God is heer en meester van de werkelijkheid. Voorwaarde is wel, zoals Descartes er bij opmerkte, dat God niet beperkt wordt door de logische spelregels. Voor mensen is God daarom niet zo goed te begrijpen. Maar wat zou dat? Is het niet zo dat we diep in ons hart altijd al geweten hebben dat God onbegrijpelijk is en onze denkwijze overtreft?

 

Willekeur

Vanzelfsprekend vindt de naturalist dat we nooit een beroep mogen doen op een persoon of een kracht van een andere orde. Hier, aan de grenzen van onze logische denkwijze, dienen wij de zoektocht naar de oorsprong van de werkelijkheid te staken. Want onze denkwijze is waarachtig. Als ons verstand geen oplossing weet, dan moeten we het bestaan van de werkelijkheid maar beschouwen als een ‘gegeven’, ten diepste niet te verklaren.

De zoektocht naar de oorsprong van de werkelijkheid echter zomaar staken is een zwaktebod van de naturalist, gebaseerd op de willekeurige gedachte dat onze logische denkwijze een feilloze graadmeter is voor de aard van de werkelijkheid.


Betekenis

Ons verstand is het enige orgaan waarmee wij betekenis kunnen geven aan de wereld om ons heen. De wereld zelf is kleurloos, smakeloos, betekenisloos. De windingen en groeven in ons brein bepalen volledig het aanzien van de werkelijkheid. Natuurlijk lijkt daarom de werkelijkheid, voorbij het eigen denken, betekenisloos! Maar mag daar uit volgen dat onze denkwijze de absolute grens van de werkelijkheid is? Vermoedelijk niet. De veronderstelling daarom dat er een wonderlijk iets is, een persoon misschien van een andere orde, die wel in staat is het onmogelijke te verrichten, is nog altijd passender en zelfs redelijker dan het afgemeten naturalisme [4].

 

Slot

Het dispuut tussen gelovige en naturalist is te vergelijken met een groepje leerlingen dat worstelt met een bijzonder moeilijk vraagstuk: de ene helft ziet in dat ze niet beschikken over voldoende kennis om de opdracht te voltooien en stelt voor om de leraar te raadplegen; de andere helft wil koppig verder, ‘want het gaat best goed’, en negeert de filosofische moeilijkheden.

 

Voetnoten

1. Zie: Krauss, L, Een Universum uit Niets, Nieuw Amsterdam, 2013.
2. Zie: Carroll, S, The Big Picture, Penguin, 2016.
3. Zie voor een bespreking van deze opvallende visie: Hughes, G, The Nature of God, 1995, H4.
4. ‘Maar’, zou de naturalist kunnen zeggen, ‘nu veronderstel je God!’ Zeker, maar wat telt is dat we een beroep moeten doen op een kracht of persoon van een andere orde – daarover twisten naturalist en gelovige. De gelovige en naturalist hebben geen strijd over de vraag of je wel of niet iets mag veronderstellen.

Jan Riemersma