Het brein van Dennett (in een vat)

In zijn Meditaties (1641) speculeert Descartes over het bestaan van een kwaadaardige demon die hem probeert te misleiden. Deze demon, machtig als hij is, manipuleert Descartes’ waarneming op zodanige wijze dat deze in de waan is dat de wereld om hem heen echt bestaat, terwijl dit feitelijk niet zo is. Hij zorgt er zelfs voor dat Descartes zijn eigen lichaam meent waar te nemen, en allerlei lichamelijke sensaties denkt te ervaren, terwijl Descartes helemaal geen lichaam heeft.
In ‘Where am I?’ geeft Daniel Dennett een moderne interpretatie van dit gedachte-experiment, waarin hijzelf de hoofdrol speelt. Dennett krijgt een zeer gevaarlijke en geheime missie van het Pentagon: diep onder het aardoppervlak van Tulsa (Oklahoma, USA) ligt een radioactieve kernkop die moet worden ontmanteld. Er is echter een klein probleempje. Hoewel het menselijk lichaam ongevoelig is voor de straling van deze kernkop, kan deze wel tot ernstige hersenschade leiden. Daarom wordt besloten dat Dennetts lichaam op pad kan gaan, maar dat zijn brein moet achterblijven – het wordt verwijderd en opgeslagen in een vat met chemische vloeistof, zodat het blijft functioneren. De technici van het Pentagon zorgen ervoor dat het brein van Dennett via radiogolven in contact blijft met zijn lichaam.
Supercomputer
Tijdens het ontmantelen van de kernkop gaat er echter van alles mis, en op een gegeven moment komt Dennetts lichaam te overlijden. Met zijn brein, dat is achtergebleven in het vat, lijkt echter niets aan de hand te zijn. Na een tijdje wordt dit brein weer gekoppeld aan een nieuw lichaam. Op dat moment komt Dennett erachter dat de technici die bij de missie betrokken zijn de functionele structuur van zijn brein en alle informatie die het bevat hebben opgeslagen in een computerprogramma. Dennett heeft in feite een ‘dubbele aansluiting’ – hij is aangesloten op zowel zijn brein als op een supercomputer. Door een schakelaartje om te zetten kan hij nu heel gemakkelijk schakelen tussen zijn brein en de supercomputer. Dennett merkt hier zelf echter niets van. Zijn ervaring blijft hetzelfde, of hij nu op zijn brein is aangesloten of op de supercomputer.
De moraal van dit gedachte-experiment is dat niet alleen ons lichaam, maar ook ons brein uiteindelijk niet noodzakelijk is voor het bestaan van ons ‘zelf’. Zolang het juiste softwareprogramma aanstaat en zolang dit wordt gevoed met de juiste informatie, maakt het niet uit of het zelf ‘draait’ op ons biologische brein of op de siliconenchips van een computer. Volgens Dennett zouden we dit verschil niet eens merken!
Intuïtiepomp
In hoeverre is dit verhaal nu overtuigend? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we eigenlijk eerst weten wat de functie is van een gedachte-experiment. Volgens Dennett moeten we een gedachte-experiment zien als een ‘intuïtiepomp’ die we kunnen gebruiken om een bepaalde overtuiging die ons plausibel lijkt te verhelderen en naar de oppervlakte te brengen. Een gedachte-experiment is geen argument, maar een overtuigend verhaal dat maakt dat je zegt: “Aha, ik snap ‘m!” Dennett merkt op dat filosofen vaak de fout ingaan omdat ze niet goed genoeg nadenken over wat er precies bij een gedachte-experiment komt kijken en wat er allemaal uit volgt. Met als resultaat dat de verkeerde intuïties ‘gepompt’ worden. Maar hoe zit dat eigenlijk met Dennetts eigen brouwsel?
Een belangrijke kanttekening bij Dennetts gedachte-experiment is dat er helemaal niet volgt dat wij kunnen bestaan als brein zonder lichaam, maar als een brein in een vat. Als we echter goed kijken naar het soort vat dat we nodig hebben om het brein in leven te houden en te laten functioneren, dan is niet zomaar ieder vat hiervoor geschikt. Het vat moet het brein beschermen zoals een schedel dat doet, het moet gevuld zijn met een vloeistof die lijkt op hersenvocht en die aan de lopende band wordt ververst en gerecycled, brein en vat moeten zodanig aan elkaar gekoppeld zijn dat continue wederzijdse beïnvloeding mogelijk is, enzovoorts. Uiteindelijk is het vat dat we nodig hebben om het brein in leven te kunnen houden en te laten functioneren zo complex en geavanceerd, dat het onzinnig lijkt om te zeggen dat wij kunnen bestaan als brein. Er dat is nog niet alles. Naarmate we duidelijker krijgen wat voor een vat we precies nodig hebben, zal blijken dat dit vat verdacht veel lijkt op … een menselijke lichaam.
Hieruit volgt natuurlijk niet dat het principieel onmogelijk is om een vat te ontwerpen dat op het menselijke lichaam lijkt. Maar het roept wel de vraag op of we het brein uiteindelijk kunnen begrijpen als we geen oog hebben van de belichaming van het brein – zij het een biologisch lichaam, of een vat met dezelfde functies.
Daniel Dennett speelde mee in een docudrama uit 1988 over zijn gedachte-experiment. Bekijk op YouTube enkele fragmenten van ‘Victim of the brain’ van de Nederlandse regisseur Piet Hoenderdos.