Geschreven door Daan Savert / 

28 april 2015 / 

Halik, Geduld met God (2014)

Zeven jaar hebben we moeten wachten op Geduld met God, de vertaling van het boek dat in 2007 verschenen is. Het is de eerste Nederlandse vertaling van werk van de Tsjechische priester Tomáš Halík (1948), die toch al zeventien boeken op zijn naam heeft staan.

Ik had nog niet eerder van deze man gehoord, laat staan iets van hem gelezen. Dit boek kwam wat mij betreft precies op tijd. Waar christelijke filosofen beweren dat God springlevend is in de filosofie en atheïsten dit met hetzelfde vuur ontkennen en beide groepen hun eigen standpunt het meest redelijk vinden (‘wij van WC-eend adviseren WC-eend’), is de stem van Halík een verademing om naar te luisteren. Wat sceptisch was ik begonnen met het lezen van dit boek, juist vanwege de manier waarop het debat over het bestaan van God momenteel gevoerd wordt. Ik had geen behoefte aan weer eens een boek dat mij zou vertellen dat geloven niet zo irrationeel is en me de juiste argumenten zou geven voor de opvatting die ik (als gelovige) aan het begin van het boek toch al had. Maar zoals de titel ergens al verraadt, is de benadering van Halík anders.

In plaats van het plaatsen van atheïsme tegenover geloof ziet hij het als een deel van de geloofservaring, een gezond middel tegen “een lome rust van valse zekerheden” (16): “Zoals de kerk arm moet zijn om de sociaal armen te bereiken, zo moet ze zich van haar vele zekerheden ontdoen om die wereld van religieuze onzekerheden te kunnen betreden.” (35) Het is bijzonder dat dit niet de woorden zijn van een academisch theoloog ergens in een ivoren toren of van een experimentele pionier aan de rand van de kerk. Tomáš Halík liet zich in het geheim als priester wijden tijdens het communistische regime in zijn land. Zoals hij zelf zegt, nam hij voor het eerst iets waar van Gods aangezicht door de gapende gaten van het dak van de kerk na een storm, de kerk in verval. (56) In zijn boek probeert hij – in lijn met Paulus die ‘voor iedereen wel iets geworden is’ (1 Korintiërs 9,22) – twijfelaar met de twijfelaars en zoekende met de zoekenden zijn. Waarschijnlijk mede door zijn eigen biografie en afkomst (Tsjechië is één van de meest atheïstische landen) doet hij dit op een doorleefde manier, terwijl hij de één na de andere prachtzin uit zijn mouw schudt. De rode lijn is de figuur van Zacheüs: 84 de kleine man uit de Bijbel die in een boom klimt om Jezus te zien. Halík ziet hem als symbool voor mensen die op een afstand blijven in plaats van de menigte opzoeken, voor de zoeker en twijfelaar. Met deze zoekers en twijfelaars, met ‘Zacheüssen’ voelt Halík verwantschap. Vanuit deze verwantschap wil hij hen niet bekeren en vertellen hoe het zit, maar nabij komen en bij de naam roepen zoals Jezus dat deed bij Zacheüs. De manier waarop Halík dit doet is prachtig om te lezen. Hij weigert op een simpele manier geloof en ongeloof tegenover elkaar te zetten: “Er is maar weinig dat zozeer naar God verwijst en zo nadrukkelijk om God roept als juist de ervaring van zijn afwezigheid.” (14) Het boek is geen uitgebreide theologische uiteenzetting, maar vrijwel elk van de twaalf hoofdstukken is een overdenking op zich.

Zo vergelijkt Halík de levens van de heilige Thérèse van Lisieux, die op de drempel van de dood niets meer geloofde, met de filosoof Friedrich Nietzsche die ‘hartstochtelijk atheïst’ was. Behalve in het schrijven van mooie zinnen, is Halík een meester in paradoxen: geloof dat ongeloof omarmt, God die aanwezig is in zijn afwezigheid en onbekend omdat hij zo dichtbij is. Slaagt Halík er echt in een twijfelaar met de twijfelaars en een zoekende met de zoekenden te zijn? Wat mij betreft deels. Ikzelf kan me goed identificeren met de zoekende Zacheüs. Ik klim niet graag in bomen, maar ben slechts 1,65 meter en kijk ook graag op afstand wat kritisch naar geloof en kerk. Daar ben ik echter wel in gepokt en gemazeld en kan daarom ook makkelijk genieten van de theologische bespiegelingen van deze priester. Aan de andere kant blijft het boek – net als Zacheüs in zijn boom – zelf ook wat op afstand staan. Met de aandacht voor mensen als Thérèse van Lisieux en Nietzsche, een vooral onbekende en mysterieuze God en grote thema’s als vrede en terrorisme, raakt het boek minder de belevingswereld van veel moderne twijfelaars en zoekers. Voordat de Nederlandse vertaling uit was, ontving Geduld met God in 2011 de Europese prijs voor het beste theologische boek en in 2014 de Templetonprijs. En niet onterecht. In het Nederland van 2015, waar schreeuwende krantenkoppen melden dat ongelovigen de gelovigen ingehaald hebben (Trouw, 17 januari) en God in hysterische tweets van 140 tekens wordt beargumenteerd, is dit boek meer dan welkom. Lees het niet als je (on)gelovigen wilt bekeren of de nieuwste argumenten voor of tegen God wilt horen. Lees het niet om bevestigd te worden in je geloof of ongeloof. Maar lees het als je uitgedaagd wilt worden in het zoeken naar de aanwezigheid van God; om in je weg naar geloof, hoop en liefde ook het ongeloof en de afwezigheid van God te omarmen. En vooral om daarin geduld te hebben.

N.a.v. Tomas Halik, Geduld met God, Twijfel als brug tussen geloven en niet-geloven, Boekencentrum Zoetermeer, 2014 (192 pagina’s)

Deze recensie verscheen eerder in Radix, V. 41, nr. 1. (pp.83,84)

Daan Savert