Geschreven door Leon de Bruin / 

23 september 2016 / 

Determinisme, fatalisme en voorspelbaarheid (deel 2)

Er wordt nogal eens beweerd dat recent onderzoek in de cognitieve neurowetenschappen en de sociale psychologie heeft aangetoond dat wij gedetermineerd zijn door ons brein. Dat is echter onjuist. Wat het onderzoek laat zien, is dat menselijk gedrag tot op zekere hoogte voorspelbaar is.

In mijn vorige bijdrage heb ik laten zien dat we een onderscheid kunnen maken tussen determinisme en fatalisme. Als onze handelingen bepaald worden door ons brein, houdt dat niet automatisch in dat onze handelingen geen verschil maken voor de toekomst (en daarmee hun betekenis en zin verliezen). Maar worden wij inderdaad – in de strikte zin – gedetermineerd door ons brein? Er zijn verschillende argumenten te noemen waarom dit onwaarschijnlijk is.

 

Twee argumenten tegen breindeterminisme

In de eerste plaats zijn de theorieën waarmee we de werking van het brein bespreken stochastisch, dat wil zeggen, gebaseerd op toevallige uitkomsten. Zo beschrijven we neuronale activiteit (het vuren van neuronen) en de vrijgave van neurotransmitters bijvoorbeeld in termen van waarschijnlijkheid. Dit is onverenigbaar met de stelling dat breinprocessen gezien moeten worden als noodzakelijke oorzaak-gevolgrelaties.

Een andere reden om breinprocessen niet als noodzakelijke oorzaak-gevolgrelaties te zien is neurale plasticiteit. Als een van onze hersenhelften beschadigd is, kan de andere helft sommige functies overnemen en de boel ‘reorganiseren’

Het lijkt dus moeilijk vol te houden dat mijn bewuste handeling gedetermineerd is door mijn brein, in de zin dat er een noodzakelijke relatie bestaat tussen neurale activiteit in een bepaald hersengebied en het drukken op een knop of het bewegen van een vinger. Maar wat laten experimenten zoals die van Soon et al. (2008) dan wel zien? Iets wat we eigenlijk allang wisten: dat menselijk gedrag tot op zekere hoogte voorspelbaar is.

 

Voorspelbaarheid

Interessant genoeg lijkt voorspelbaarheid, in tegenstelling tot determinisme, wel verenigbaar te zijn met fatalisme. Stel dat ik de toekomst met 100% zekerheid zou kunnen voorspellen en daar niets aan zou kunnen veranderen. In dat geval lijkt mijn fatalisme gerechtvaardigd te zijn. Als ik zeker weet dat ik niet beter zal worden, is het zinloos om naar de dokter te gaan.

Het punt is echter dat volledige voorspelbaarheid strijdig lijkt te zijn met de aanname dat ik niets aan de toekomst zou kunnen veranderen. Dat lijkt alleen te kunnen als ik als voorspeller zelf geen onderdeel ben van het voorspelde en in die zin dus ‘buiten’ het systeem sta (ik heb dan een zogenaamde ‘God’s Eye point of view’). Maar op het moment dat ik zelf onderdeel ben van dit systeem, bijvoorbeeld als ik een voorspelling van mijn eigen gedrag moet geven, dan kan ik deze voorspelling ook meteen weer saboteren. Het is daarom niet toevallig dat wetenschappelijke experimenten met menselijke proefpersonen deze vormen van sabotage zo veel mogelijk proberen uit te sluiten (bijvoorbeeld door proefpersonen met opzet verkeerd te informeren over het doel van het experiment). Net zoals het niet toevallig is dat filosofische gedachte-experimenten over de vrije wil vaak draaien om proefpersonen met beperkte kennis die onbewust worden gemanipuleerd door duivelse neurowetenschappers.

 

We laten ons voorspellen

De mate waarin wetenschappelijke experimenten gedrag kunnen voorspellen hangt daarmee voor een groot deel af van de onwetendheid van de proefpersonen en hun bereidheid om hun gedrag überhaupt te laten voorspellen. Als een neurowetenschapper mij tijdens een vrije-wil-experiment zou mededelen dat hij of zij aan mijn breinactiviteit kan aflezen dat ik over 10 seconden op een knop ga drukken, dan moet er toch heel wat gebeuren om mij alle mogelijkheden te ontnemen om deze voorspelling te dwarsbomen (ik sta op uit mijn stoel en loop weg!). Mensen zijn inderdaad voorspelbaar. Maar in veel gevallen laten ze zich ook maar wat graag voorspellen.

Leon de Bruin