Geschreven door René Fransen / 

5 september 2011 / 

Desmond en Moore, Darwin. De biografie (2008)

Voor de stortvloed aan boeken die in 2009 los kwam in het kader van het ‘Darwinjaar’ verscheen eind 2008 een vertaling van wat wel de definitieve biografie over deze Britse geleerde wordt genoemd, van Adrian Desmond en James Moore. Het boek verscheen oorspronkelijk in 1991, werd toegejuicht als ‘de ultieme biografie’, maar een vertaling zat er blijkbaar nu pas in.

Het is een monumentaal werk, een baksteen van 960 bladzijden (waarvan zo’n 150 opgaan aan noten, bibliografie en register, dus dat scheelt weer). Maar voor wie Charles Darwin wil leren kennen, is dit boek ideaal. Desmond en Moore schrijven zijn leven op als ware het een roman. We horen Darwin spreken, worden deelgenoot van zijn gedachten en overpeinzingen en zien hem werken en lijden – een belangrijk deel van zijn leven is Darwin een halve invalide, die iedere opwinding moet bekopen met hevige braakaanvallen. Maar de auteurs romantiseren niet, steeds staat in een eindnoot verantwoord waar de informatie vandaan kwam. Dit is mede mogelijk doordat Darwin van alles en nogwat bijhield in notitieboeken, die bewaard zijn gebleven. De ontwikkeling van zijn denken is zo minutieus te volgen, maar er bestaat ook een overzicht van alle potjes backgammon die hij in de loop der jaren met zijn vrouw Emma speelde.

De reconstructie van het leven van Darwin die de twee auteurs hebben gemaakt, geeft een boeiend beeld van deze geleerde. De mindere kanten van Darwin gaan de biografen niet uit de weg. Dat begint al in zijn jeugd. Darwin is alles behalve een ijverige leerling. School kan hem niet boeien, de jacht des te meer. Zijn vader – een gerespecteerd en redelijk gefortuneerd arts in het graafschap Shropshire – stuurt hem vervroegd naar de universiteit van Edingburgh, om medicijnen te studeren. Maar opnieuw kan Darwin zich er niet echt toe zetten. Wel doet hij wat aan natuuronderzoek, hij verzamelt en bestudeert schelpdieren, doet zelfs een eerste kleine ontdekking.

Alles bij elkaar leveren twee jaar studie in Edingburgh niet heel veel op, en vader Darwin besluit dat Charles dan maar een baantje als anglicaans priester moet zien te vinden – een respectabel beroep voor een man van stand. Een klein probleem is, dat de Darwins geen anglicanen zijn, maar unitariërs (die niet geloven in de drie-eenheid en de goddelijkheid van Jezus). Charles bestudeert een aantal boeken over de anglicaanse geloofsleer en vindt niets waar hij echt niet mee kan instemmen. Wie priester wil worden, dient een graad aan de universiteit van Oxford of Cambridge te hebben, dus Charles vertrekt naar Cambridge.

Ook hier kan de studie nauwelijks boeien. Natuuronderzoek blijkt wel leuk, zoals het verzamelen van kevers, op dat moment een populaire hobby onder studenten, academici en geestelijken. Met enig kunst-en-vliegwerk haalt Darwin zijn graad in Cambridge, maar de volgende stap stelt hij liever nog even uit. Het rustige leven van een plattelandspastoor trekt hem wel, zo’n positie geeft zekerheid en laat voldoende tijd over voor natuurstudie. Maar wil hij dat echt?

Dan wordt hem een uitdaging in de schoot geworpen: als tafelgenoot van de kapitein meevaren met het schip de Beagle, dat de kust van Zuid-Amerika in kaart moet brengen. De reis met de Beagle (1831-1836) beschrijven Desmond en Morris in kleurige details. Op dat moment is Darwin vooral geoloog, hij is geïnteresseerd in de manier waarop continenten ontstaan. Oude kustlijnen, ver boven de zeespiegel, brengen hem op het idee dat de continenten langzaam oprijzen uit zee, een aardbeving laat hem zien dat zo’n proces ook plotseling kan versnellen.

Darwin vindt fossielen en begint te denken over het verleden. Hoe leefden de reuzenluiaards van wie hij de botten aantrof, en waarom zijn ze er nu niet meer? Verder verzamelt hij planten en dieren, die hij conserveert en vervolgens naar Engeland stuurt. Uiteindelijk duurt de reis vijf jaar en Darwin verzamelt, denkt en noteert. Hij is zeer actief in deze periode, reist door het Andesgebergte, over de pampa’s van Zuid-Amerika en door stukken tropisch oerwoud.

Terug in Engeland begint hij alle gegevens uit te werken. Zijn observaties moeten in boeken worden opgetekend. Voor de analyse van zijn materiaal heeft hij bovendien de hulp van erkende wetenschappers nodig. Hier laat Darwin zich zien als een geraffineerd netwerker, iets wat zijn hele verdere carrière kenmerkt. Hij schakelt tal van experts in, weet via via een subsidie van de overheid los te peuteren voor zijn publicaties en is, wanneer de eerste expeditiegegevens na 3 jaar zijn verschenen in het boek ‘Journal of Researches’ een gevestigd natuuronderzoeker.

Maar deze natuuronderzoeker heeft een verborgen agenda. Een jaar na terugkeer in Engeland begint hij te schrijven in een apart aantekeningenboekje. Het onderwerp: transmutie, het idee dat soorten kunnen veranderen. Pas vijf jaar later deelt hij deze ideeën voor het met een andere natuuronderzoeker, Joseph Hooker, een jonge plantkundige die hem helpt met zijn onderzoek. Aan hem schreef hij “Ik weet haast zeker (..) dat soorten niet (het is alsof ik een moord beken) onveranderbaar zijn.” Deze ‘moordbekentenis’ gaat in tegen de heersende opvatting dat iedere soort geschapen werd zoals hij nu is.

Wat was er zo erg aan transmutatie, dat Darwin het woord ‘moord’ gebruikt? Het idee werd geassocieerd met rebellen, revolutie en rioolpers. Engeland was op dat moment geen stabiele natie. De naweeën van de Franse revolutie maakte de heersende klasse nerveus. Ook de betere middenklasse (waartoe Darwin behoorde) wilde liever dat de status quo overeind bleef. Dat vooruitgang, verandering dus, een natuurlijk proces zou zijn, was daarom een gevaarlijk idee.

Darwin is bang om geassocieerd te worden met revolutionairen, en zijn aanzien als ‘landjonker’ te verliezen. Daarnaast is hij bang om weggehoond te worden door zijn collega’s. Er is eerst veel meer onderzoek nodig. Heel veel meer, want Darwin is bijna pathologisch onzeker. Hij weet dat hij gelijk heeft, maar is bang geen gelijk te krijgen. Dat lijkt de belangrijkste reden waarom hij zo lang aarzelt met de publicatie van zijn evolutietheorie, niet zozeer de angst voor de kerk.

Darwin is in deze periode voortdurend onzeker en ziek. Die twee dingen lijken met elkaar verband te houden. Als de spanning stijgt, verhevigen zijn ‘braakaanvallen’, tijden lang kan hij amper twee uur per dag werken, en vaak helemaal niet. Na de publicatie van zijn ‘Oorsprong der soorten’ blijft zijn gezondheid nog lang fragiel. Pas in de laatste jaren van zijn leven – wanneer hij steeds meer eerbewijzen mag ontvangen – verandert dat.

In de tussentijd publiceert Darwin nog een groot aantal boeken, waaronder een over de afstamming van de mens. Schokkende materie voor velen, maar zonder opsmuk gebracht. Die opsmuk is er wel bij een clubje vrienden van Darwin, de X-club. Onder leiding van Thomas Huxley gebruiken zij de evolutietheorie voor een aanval op de gevestigde orde: de kerk en de door de kerk gedomineerde wetenschapsinstituten. Binnen een paar jaar hebben ze hun zin, de X-club trekt aan de touwtjes, hun tegenstanders liggen in het stof. Hier laat Darwin zich als manipulator achter de schermen zien. Te zwak om zelf iets te doen, kan hij zijn volgelingen wel aanvuren om tegenstanders te pakken te nemen. Hoewel hij in veel gevallen het gelijk aan zijn kant had, is zijn behoefte aan bevestiging hier omgeslagen in een drang tegenstanders uit te schakelen.

Darwin komt in dit boek echt tot leven. De enorme inspanning die hij leverde als onderzoeker wekt bewondering. Over zijn voortdurende geklaag ga je je verwonderen. De ontwikkeling in zijn denken is goed te volgen. Dat hij de sprong nam om – vroeg in zijn carrière – uit allerlei losse gegevens een theorie te ontwikkelen die nu al 150 jaar de wetenschap domineert, is een prestatie van groot formaat.

Maar is dit nu inderdaad de ultieme biografie? Nee, dat toch niet. Een biografie moet niet alleen het levensverhaal vertellen, het is ook nodig dat verhaal te duiden. En die duiding ontbreekt. Nergens trekken de biografen een conclusie. Waarom was Darwin zo vaak ziek? Waarom stelde hij publicatie van zijn theorie zo lang uit? We moeten er naar raden. En bij de sociale en politieke verhoudingen in het negentiende-eeuwse Engeland zou wat meer uitleg niet overbodig zijn. Maar ook zonder dit alles is het boek van grote waarde voor wie wil weten wie Darwin echt was.

Recensie van Adrian Desmond & James Moore, Darwin, de biografie (Amsterdam 2008) 960 blz., €49,95
Eerder verschenen in het Nederlands Dagblad

René Fransen

René Fransen is ‘Science Writer’ bij de Faculty of Science & Engineering van de Rijksuniversiteit Groningen; en zelfstandig wetenschapsjournalist. Hij is betrokken bij Geloof & Wetenschap als redacteur.