Geschreven door Jeroen de Ridder / 

28 mei 2016 / 

De wereld als stop-motionfilm

Mijn dochter is voor school bezig met het maken van een stop-motionfilmpje met legopoppetjes — zoiets als Wes Andersons verfilming van Roald Dahls De fantastische meneer Vos, maar dan op wat bescheidener schaal. Zulke filmpjes zijn een perfecte illustratie van een historisch invloedrijke opvatting over hoe God in de wereld handelt.

Occasionalisme

Omdat vragen over Gods handelen in de weken rondom Pasen, Hemelvaart en Pinksteren onvermijdelijk zijn, lijkt het me aardig om eens aandacht te vragen voor een opvatting die je tegenwoordig op z’n best nog tegenkomt als voorbeeld van een voormoderne curiositeit — zoiets als alchemie of astrologie —, maar die vroeger door scherpzinnige denkers heel serieus is genomen: occasionalisme.

 

Avicenna

In de 10e tot 12e eeuw debatteerden islamitische denkers intensief over Gods almacht. Avicenna (980–1037) ging ervan uit dat de geschapen werkelijkheid grotendeels op eigen kracht opereert. De dingen hebben allemaal hun eigen causale vermogens en werkzaamheid. Als je een steen maar hard genoeg tegen een ruit gooit, breekt die ruit en dat komt door de vermogens van de steen en de ruit. De relatie tussen oorzaak en gevolg is bovendien noodzakelijk: als de steen zwaar genoeg is, hard genoeg gaat en er niets tussen komt, dan moet de ruit wel breken. Alles wat er in de wereld gebeurt, vormt zo een web van noodzakelijke verbanden tussen oorzaken en gevolgen.

 

Al-Ghazali

Al-Ghazali (1055–1111) zag hierin een onaanvaardbare beperking van Gods almacht. Als oorzaak-gevolgrelaties noodzakelijk zijn, kan God er niets aan veranderen; evenmin als hij 2 + 2 gelijk aan 5 kan maken, of cirkels vierkant. Dat laat nauwelijks ruimte over voor zijn voorzienigheid, laat staan voor wonderen. Het radicale alternatief dat Al-Ghazali voorstelt, is occasionalisme: de hele wereld is een soort door God gemaakte stop-motionfilm. De werkelijkheid doet van zichzelf helemaal niets, maar moet van moment tot moment door God bewogen worden. God laat de steen van moment tot moment voortbewegen en breekt zelf het glas op het moment dat de steen het raakt. Gods voorzienigheid strekt zich zodoende uit tot elk detail van alles wat er gebeurt, en wonderen kun je begrijpen als gelegenheden waarbij God anders handelt dan hij normaliter doet.

 

Descartes

Deze discussie duikt opnieuw op in de tijd na René Descartes (1596–1650). Descartes’ scherpe onderscheid tussen materie en geest had diepe sporen getrokken. Men begreep materie meer en meer als doelloos, passief en puur mechanisch. Dit leidde weer tot de vraag hoe materie dan nog iets kon ‘doen’: als materie zelf volledig passief is, waar komt dan al die activiteit en verandering om ons heen vandaan? De kwestie was extra dringend voor het menselijk lichaam: hoe konden een immateriële ziel en een materieel lichaam invloed op elkaar uitoefenen?

 

De karikatuurversie

Voor zover occasionalisme tegenwoordig nog bekend is, is het vaak in de karikatuurversie die een oplossing levert voor dit lichaam-geest-interactieprobleem. Als ik met een speld in m’n vinger prik, beïnvloedt mijn lichaam mijn geest helemaal niet, maar God veroorzaakt precies op het juiste moment pijngevoel in mijn geest. Dit lijkt inderdaad een weinig aantrekkelijke ad-hoc-oplossing, maar bovenstaande minigeschiedenis maakt hopelijk duidelijk dat het werkelijke probleem veel algemener was. Gegeven de Cartesiaanse ideeën over materie, valt geen enkele vorm van causaliteit te begrijpen; niet alleen die tussen lichaam en geest niet.

 

Een inzichtelijk perspectief

Het was dus nog niet zo gek dat Nicolas Malebranche (1638–1715) en andere volgers van Descartes het occasionalisme als een vruchtbaar idee zagen: het biedt een inzichtelijk perspectief op zowel de activiteit van materie als op Gods handelen in de wereld. Daar komt nog eens bij dat occasionalisten — ook de islamitische al, ruim 500 jaar voor David Hume! — scherp inzagen dat oorzaak-gevolgrelaties in feite onwaarneembaar zijn, evenals de vermeende noodzakelijkheid ervan, en dat het daarom helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat iets als causaliteit echt ingebakken zit in onze werkelijkheid. Het enige wat we immers kunnen waarnemen, is een regelmatige opeenvolging van bepaalde typen gebeurtenissen. Waarom zouden die regelmatigheden dan niet ‘van buiten af’, namelijk door Gods voortdurende handelen, aan de werkelijkheid opgelegd kunnen zijn?

 

Het kwaad

Theïstische denkers die in hun theologie graag de nadruk leggen op Gods almacht, vrijheid en voorzienigheid, zouden misschien nog eens serieus moeten overwegen of de wereld niet echt Gods stop-motionfilm zou kunnen zijn. Ze moeten zich daarbij dan wel ernstig afvragen of occasionalisme het probleem van het kwaad niet onoplosbaar maakt. Als alles wat er gebeurt echt direct Gods handelen is, dan is hij dus ook direct verantwoordelijk voor al het kwaad en lijden in de wereld.

 

Eindnoot:

De in Groningen werkzame Italiaanse filosoof Andrea Sangiacomo doet de komende jaren interessant historisch onderzoek naar de rol van het occasionalisme in de opkomst van de moderne wetenschap. Wie hier meer over wil weten, volge zijn werk.

Jeroen de Ridder