

In zijn monumentale werk ‘Kritiek van de zuivere rede’ stelde Immanuel Kant dat ruimte en tijd geen werkelijke entiteiten zijn in een materiële werkelijkheid buiten ons maar dat het ordeningsprincipes van de menselijke geest zijn. Ruimte en tijd zijn (a priori) voorstellingen die onze wirwar aan indrukken die wij via de waarneming ontvangen ordenen zodat wij verschijningen kunnen opdoen. Dit was een revolutionaire gedachte omdat Kant cruciale noties als ‘ruimte’ en ‘tijd’ van de buitenwereld naar het hoofd van de waarnemer verplaatste.
Veel mensen zullen Kants gedachte nogal tegen-intuïtief vinden en deze daarom verwerpen. Nu worden er in de filosofie maar vooral binnen de natuurwetenschap wel vaker ontdekkingen gedaan en theorieën geformuleerd die haaks staan op de onze intuïtie. Neem bijvoorbeeld de ontdekking dat wij, bewoners van de planeet aarde, momenteel met een snelheid van ongeveer 400 kilometer per seconde door de ruimte bewegen en de aarde op dit moment om de zon en haar eigen as draait. Afgaande op onze ervaringen lijkt dit beslist niet zo te zijn en lijkt onze planeet juist stil te staan. Of neem de theorieën die vanaf het begin van de 20e eeuw in de fysica werden geformuleerd, te weten de speciale en algemene relativiteitstheorie en de kwantummechanica. Deze zijn zo tegen-intuïtief dat de meeste mensen ze, wanneer ze al begrijpen wat de theorieën inhouden, ze vermoedelijk direct hoofdschuddend zullen verwerpen. Tijd en ruimte relatief? Een materiedeeltje dat zich voor kan doen als golf en een golf dat zich voordoet als deeltje? Eigenschappen van een fysisch systeem die niet objectief maar pas in en door waarneming ontstaan? Zelfs voor wie gewend is geraakt aan inzichten in de filosofie die het accent leggen op de cruciale rol van het subject, zullen deze conclusies uit de 20e -eeuwse fysica al snel al te gek zijn. En toch zijn deze zaken allemaal wetenschappelijk veelvuldig bevestigd.
Dergelijke tegen-intuïtieve ideeën komen ook veelvuldig aan bod in het vlot geschreven boek van Amanda Gefter (‘In Einsteins achtertuin. Een duizelingwekkende toer langs de mooiste ideeën uit de natuurkunde’), dat onlangs in een uitstekende Nederlandse vertaling verscheen maar in de Nederlandse geschreven pers vooralsnog niet de aandacht kreeg die het verdient. Gefter, wetenschapsjournalist, doet twee dingen in haar boek: ze beschrijft welke theorieën de huidige fysica bepalen maar ontvouwt ook welk wereldbeeld volgens haar uit deze theorieën volgt. Ze laat daarmee overtuigend zien hoe diep deze theorieën ingrijpen in onze wereldbeschouwing. Gefter doet dit in een persoonlijke geschreven verslag van haar zoektocht naar de betekenis van ‘niets’ en het begin van ‘alles’, dat zich voltrok door gesprekken te voeren met de toonaangevende fysici van vandaag, van John Wheeler tot Stephen Hawking. Deze zoektocht roept vragen op: wat is de verhouding tussen hedendaagse fysica (theorie) en wereldbeeld? Wat betekent de hedendaagse fysica voor de relatie tussen geloof en wetenschap? En voor de status van de logica? En klopt het wat Gefter beweert? Een essay over de implicaties van de 20e eeuwse natuurkunde, aan de hand van Gefters boek.
Download het hele essay hieronder als pdf-bestand