Geschreven door Dirk van der Wulp / 

22 april 2017 / 

De status van de metafysica (deel 3)

Deel 3: Metafysica anno heden

 

In deel 1 van deze serie zagen we het ontstaan van de metafysica bij Aristoteles als de wetenschap die zich richt op het zijnsgeheel en zo onze kennis voltooit. We zagen vervolgens dat de metafysica vanaf het einde van de middeleeuwen in een crisis belandde. Drie factoren waren hiervoor verantwoordelijk, te weten het nominalisme, de godsdienstoorlogen en de ontwikkeling van de natuurwetenschappen. In deel 2 zagen we hoe Descartes en Kant in een reactie op deze crisis een visie op metafysica ontwierpen. Ook zagen we verdere ontwikkelingen in de natuurwetenschappen. In het slotdeel van deze trilogie denken we na over de vraag wat de status van de metafysica anno heden zou kunnen zijn.

Een opmerkelijke verandering

In de afgelopen decennia is er binnen de wijsbegeerte een opmerkelijke verandering te zien op het gebied van de metafysica. Om die te begrijpen moeten we eerst even terug naar hetgeen we in de vorige delen van deze serie zagen. We zagen namelijk in deel 2 hoe de filosoof Immanuel Kant in zijn werk stelde dat metafysische kennis onmogelijk is omdat haar onderwerp de grens van de menselijke ervaring overschrijdt. Metafysische vragen geven ons volgens Kant enkel nog onherroepelijk te denken maar verschaffen ons, anders dan de fysica, geen kennis. Na Kant werd dit standpunt door de filosoof Wilhelm Dilthey (1833-1911) verder doorgetrokken in de vorm van een historisering van het metafysisch bewustzijn. Het najagen van absolute kennis over de werkelijkheid, zoals de metafysica pretendeert, is volgens Dilthey gezien onze inherent historische bepaaldheid, namelijk een illusie. De metafysica diende volgens hem dan ook vervangen te worden door een Weltanschauungslehre, die via psychologische analyse de afzonderlijke metafysische systemen uit het verleden als uitdrukkingen van een bepaalde relatie tot het leven bestudeert.1 Deze kritiek op de metafysica ook nadien binnen de continentale wijsgerige traditie stand.

Ook in de analytische filosofische traditie werd, zij het op heel andere gronden, vanaf het begin van de 20e eeuw betoogd dat metafysische uitspraken zinloos zijn en dat de metafysica overwonnen moest worden. Dit omdat de metafysica uit schijnzinnen zou bestaan die empirisch niet verifieerbaar noch logisch analyseerbaar zijn.2

In beide benaderingen is metafysica onmogelijk dan wel zinloos en wordt haar einde als theoretische wijsgerige discipline bepleit. Het is, gezien deze ontwikkelingen, dan ook opmerkelijk hoe springlevend de metafysica binnen de academische wijsbegeerte momenteel weer is. Dit is de opmerkelijke (maar nog weinig onderzochte) verandering waar dit artikel mee begon.

Zo bestaat er momenteel een levendige continentale vorm van metafysica, bijvoorbeeld in het werk van Leszek Kolakowski3 of in het speculatief realisme van denkers als Graham Harman en Quentin Meillassoux. Zij verzetten zich tegen Kants kenleer en bepleiten een vorm van metafysisch realisme. Daarnaast is ook een analytische en een genaturaliseerde variant van metafysicabeoefening te zien. Zo publiceerden James Ladyman en Don Ross in 2007 hun geruchtmakende boek Every Thing Must Go, waarin zij een genaturaliseerde metafysica(beoefening) voorstaan en betogen dat metafysica uitsluitend moet worden bedreven in het verlengde van de fysica.4 In deze drie opvattingen van metafysica wordt dus gebroken met het idee dat metafysica onmogelijk of zinloos zou zijn.

 

Een actuele definitie van ‘metafysica’

Ik waardeer deze verandering als positief, zij het met de nodige kanttekeningen. Daarvoor ontwerp ik een definitie van ‘metafysica’ voor deze tijd. We moeten hiervoor nog een keer terug naar het begin van de metafysica. Met Aristoteles deel ik het idee dat de metafysica zich allereerst richt op het zijnsgeheel. Hierbij staat het onderzoek naar de algemene structuur van de werkelijkheid centraal. Dit algemene onderzoek is, zoals Aristoteles ook benadrukte, nadrukkelijk te onderscheiden van het specifieke onderzoeksdomein van de afzonderlijke wetenschappen. Anders dan Aristoteles dacht, is metafysica mijns inziens vanuit haar aard echter geen wetenschap noch fundeert zij, zoals bij Descartes, alle wetenschappelijke kennis in een allesomvattend beginsel. Zij is wel een kritische wijsgerige activiteit, die zich inlaat met de meest fundamentele vragen die een mens zich kan stellen. Deze vragen laten zich, zoals Kant al stelde, niet onderdrukken noch volledig vervangen door bijvoorbeeld kunst.

Daarnaast kent de metafysica in mijn definitie, net als bij Aristoteles, een tweede onderzoeksdomein, te weten dat van het zijnde als zijnde. Daarin wordt juist het particuliere van de afzonderlijke verschijnselen onderzocht, zoals bijvoorbeeld de vraag waarin de mens zich als levend wezens onderscheidt van andere levende wezens. In dit onderzoeksdomein krijgen andere fundamentele vragen dan die naar de algemene structuur van de werkelijkheid hun plaats. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de godsvraag en de vraag naar zin en betekenis. Deze vragen spelen een rol in het onderzoek naar het zijnde van de mens als zijnde omdat (voor zover wij weten) slechts de mens zich deze vragen stelt. Deze invulling verschilt nadrukkelijk van die van Aristoteles omdat zijn en zin bij hem in elkaar voortvloeien.

Wat houdt de vraag naar zin en betekenis nu eigenlijk in? De schrijver en filosoof Albert Camus opent zijn boek De mythe van Sisyphus (1942) met het volgende citaat:

Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie.

Dit filosofisch probleem, te weten uit te vinden wat de zin van het leven is, te midden van al het absurde dat de verhouding van het zelfbewustzijn tot de wereld bepaalt, vormt de kern van het nadenken binnen de metafysica over de vraag naar zin en betekenis.5 Daarmee krijgt de metafysica onherroepelijk een ethische dimensie, nu hierbij ook gevraagd wordt: wat is dat eigenlijk, een goed leven?

 

Metafysica en fysica

Wat is nu de verhouding tussen fysica en metafysica? Metafysica laat zich in met fundamentele vragen, waaronder die naar het zijnsgeheel en doet hier fundamenteel onderzoek naar. Voor de fysica geldt dat zij, ondanks haar grote belang, slechts een zijnsgedeelte onderzoekt. Binnen de fysica wordt namelijk onderzoek gedaan naar de algemene eigenschappen van de natuurlijke werkelijkheid, zoals materie, straling, energie, licht, geluid en tijd. Dit gebeurt noodzakelijkerwijs vanuit een objectiverende, theoretisch-experimentele houding, hetgeen betekent dat de fysica vanuit haar aard geen antwoorden kan formuleren op vragen met normatieve dimensie, zoals die naar Camus’ vraag of het leven wel zinvol is om te leven. De resultaten van dit onderzoek zijn hierbij wel van groot belang is voor de metafysische vraag naar de fundamentele structuur van de werkelijkheid. Anders gezegd: waar de fysica zich vanuit haar aard exclusief op feitelijk onderzoek moet richten kan zij vanuit haar methodische beperking niets zeggen over vragen van normatieve aard noch ons een levensbeschouwing aanreiken. Dat is het terrein van de metafysica alsook van de ethiek en de religie.

 

Tot slot

Metafysica is een (zelf)kritische discipline. Dit betekent dat de metafysicus ook onderzoek dient te doen naar de door hem gehanteerde begrippen en de relatie tussen woorden en dingen. Op deze wijze kunnen ingeslagen denkwegen worden verhelderd en kan meer licht worden geworpen op daaruit voortvloeiende discussies. Hierbij valt in het westen te denken aan het vrije-wil-debat,6 of de veelgehoorde gevolgtrekking dat wanneer het bewustzijn geen primaat heeft een vorm van materialisme moet volgen.7 Het is hierbij van belang om ook intercultureel onderzoek te doen, waarbij de verschillen en overeenkomsten tussen westers en oosters denken worden geanalyseerd. Dit omdat voornoemde denkvormen daar minder vanzelfsprekend zijn.8 Op deze wijze kan anno heden op zinvolle wijze aan metafysicabeoefening worden gedaan.

 

 

Voetnoten

1) Zie voor een uitvoerige behandeling én kritische beoordeling van Diltheys denken over de metafysica, p. 69-81 van mijn masterproef
2) Deze kritiek vindt men o.a. in het werk van de logisch positivisten, zoals Rudolf Carnap maar ook bij Wittgenstein. Zie voor een overzicht, p. 126-129 van mijn masterproef.
3) Zie voor een overzicht van Kolakowski’s hermeneutische vorm van metafysica, p. 130-133 van mijn masterproef.
4) Voor een vorm van analytische metafysicabeoefening, zie p. 133-137 van mijn masterproef. Voor de genaturaliseerde metafysica, zie p. 137-140.
5) De vraag van Camus staat in de context van de levensfilosofie en Nietzsches denken over het nihilisme. Zie voor deze context Henk Oosterling, Waar geen wil is, is een weg (Amsterdam: Boom uitgevers, 2016), p. 55-58 en hoofdstuk 5. Ik gebruikte dit boek ook als bron voor dit artikel.
6) Zie hierover mijn ‘Benjamin Libet, Hannah Arendt en de vrije wil’, p. 6-13. 
7) Oosterling, t.a.p., p. 195.
8) Wat het vrije-wil-debat betreft zouden de volgende vragen hierbij centraal kunnen staan: Wanneer verschijnt het begrip ‘wil’ in het westen ten tonele en welke verschijnsel(en) probeert men met dit begrip aan te duiden? Is deze begripsinvulling door de tijd heen constant of verandert deze? Is ‘wil’ een eenduidig begrip? Welke wilsconceptie(s) wordt/worden binnen de neurowetenschappen gehanteerd en is deze adequaat? Hoe komt het dat het wilsbegrip in Aziatische culturen geen rol van betekenis speelt? Kunnen wij de mens begrijpen zonder wilsbegrip? etc.

Dirk van der Wulp