
Een Belgische katholieke priester en een Britse atheïstische astronoom rijden door de Alpen… Het zou het begin van een mop kunnen zijn, maar het gaat hier om twee markante figuren die aan het begin staan van de bigbangtheorie en die inderdaad in 1957 samen een reis maakten door Italië en de Alpen. Georges Lemaître was de bedenker van die theorie; Fred Hoyle was een van haar felste tegenstanders.
Priesters opsluiten
Dat deze twee mannen het op persoonlijk vlak zo goed met elkaar konden vinden dat ze samen op vakantie gingen, is op z’n zachtst gezegd verrassend. Volgens Hoyle kon je de politiek-religieuze conflicten in Noord-Ierland het beste oplossen door alle priesters te arresteren en langdurig op te sluiten wegens het aanstichten van een burgeroorlog. En Lemaîtres theorie dat de ruimtetijd een absoluut begin zou hebben gehad, vond hij net zo onsmakelijk en onbetamelijk als een dame van lichte zeden die uit een taart springt — en u kunt zich voorstellen dat dat voor een Britse heer uit de jaren 50 wel heel erg geweest moet zijn.
Weerzinwekkend
Hoyle was bepaald niet de enige die grote moeite had met de bigbangtheorie. Nadat Lemaître zijn idee in 1931 voor het eerst had gepubliceerd, buitelde de natuurkundige elite van zijn dagen over hem heen. Het was destijds gemeengoed dat het universum eeuwig was. Walther Nernst – ontdekker van de derde hoofdwet van de thermodynamica – had kort ervoor nog beweerd dat het ontkennen van de oneindigheid van tijd gelijkstaat aan het verraden van de fundamenten van wetenschap! Einstein verdacht Lemaître ervan dat hij God wilde binnensmokkelen in zijn vergelijkingen en de bekende astrofysicus Sir Arthur Eddington schreef letterlijk dat hij het idee van een absoluut begin ‘weerzinwekkend’ vond. Zelfs de naam ‘big bang’ was eigenlijk een poging om de theorie belachelijk te maken. Hoyle had deze frase in 1949 voor het eerst geïntroduceerd in een lezing voor de radio. Lemaître zelf sprak liever van het oer-atoom om het absolute begin van ons universum aan te duiden.
Er zij licht
Ondertussen was paus Pius XII juist opgetogen over Lemaîtres werk. In een toespraak uit 1951 voor de Pauselijke Academie van Wetenschappen omarmde hij de bigbangtheorie zonder enige reserves in karakteristieke, bloemrijke taal: ‘Waarlijk, het lijkt erop dat de hedendaagse wetenschap, in een grootse beweging terug door de eeuwen, erin geslaagd is getuigenis af te leggen van dat eerbiedwaardige moment van het primale ‘Er zij licht’, toen, tezamen met de materie, er een zee van straling en licht ontsprong uit het niets en de elementen splitsten en kolkten en miljoenen sterrenstelsels vormden.’
Diep ongelukkig
Lemaître zelf moest hier allemaal niets van hebben. Hij weigerde te reageren op Hoyles radiolezingen en was diep ongelukkig over de toespraak van de paus. Beide kampen maakten volgens hem de fout van het vermengen van wetenschap en theologie. Volgens hem had zijn theorie van het oer-atoom simpelweg geen metafysische of religieuze implicaties.
Wetenschap en waarden
Deze hele geschiedenis is voer voor wetenschapsfilosofen. Wie de hoop had dat wetenschappers zich altijd door zuiver rationele overwegingen lieten leiden in hun keuzes voor en tegen theorieën, moet hier wel even slikken. God binnensmokkelen, meisjes die uit taarten springen, weerzinwekkend – het zijn bepaald geen termen die je in een nuchter wetenschappelijk debat zou hopen te horen. Zeker in tijden van ingrijpende verschuivingen grijpen wetenschappers gemakkelijk naar levensbeschouwelijke, esthetische of andere waarden om hun voorkeuren te motiveren. Dan is het voor de verandering weleens aardig dat juist een katholieke priester iedereen aanmaant om zich toch vooral te beperken tot de sobere feiten en religie niet te vervlechten met de nieuwste – of, kunnen we denk ik wel aanvullen, verouderde – wetenschappelijke ideeën.