De lange reis van de mensheid

Afgelopen jaar ging de Nobelprijs voor Geneeskunde naar Svante Paäbo, de Zweedse onderzoeker die een manier ontwikkelde om DNA uit oude botten en kiezen te halen en te ontcijferen. Op die manier kon hij de evolutie van de mensheid tot in het verre verleden onderzoeken. Een medewerker van hem heeft daar een boek over geschreven, dat vol interessante weetjes zit maar niet heel lekker leest.
Wie niets op heeft met de evolutietheorie moet dit boek wellicht links laten liggen. Evolutie staat centraal in ‘De reis van de mensheid’, waarin biochemicus en archeoloog Johannes Krause samen met journalist Thomas Trapp beschrijf hoe de moderne mens zich te midden van verwante mensensoorten als de Neanderthaler en de Denisovan-mens ontwikkelde en uiteindelijk de hele wereld overnam. Die beschrijving leunt sterk op informatie uit het DNA uit resten van mensen en mensachtigen, maar ook van paarden, landbouwdieren of de pestbacterie.
Neanderthalers
De focus op DNA levert boeiende informatie op over de onderlinge relaties van mensachtigen en van verschillende groepen moderne mensen, iets wat minder goed af te lezen is aan de botten en archeologische vondsten als werktuigen of sieraden. De technologie die Paäbo ontwikkelde heeft daarom een revolutie teweeg gebracht in het onderzoek naar de geschiedenis van de mens.
Een van de eerste doorbraken was het uitlezen van het complete DNA van Neanderthalers. Op basis hiervan was het mogelijk om te bewijzen dat deze mensensoort zich met de moderne mens (Homo sapiens) heeft vermengd: ons DNA bevat Neanderthaler-genen. Die vermenging vond alleen plaats in Europa, wat blijkt uit het feit dat het percentage Neanderthaler-DNA in Afrika bijna nul is, en daarbuiten enkele procenten.
Doorbraak
Het verschil tussen de moderne mens en de Neanderthaler is terug te voeren op 90 mutaties in de genen, de stukjes DNA die zorgen voor de productie van een specifiek eiwit. Krause vertelt hoe in het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig, waar hij net als zijn leermeester Pääbo werkt, experimenten plaatsvinden met menselijke hersencellen, waarin een deel van die mutaties is aangebracht. Zo groeien er ‘Neanderthaler hersencellen’, waarin we een glimp op kunnen vangen van de verschillen met ons brein.
Een bijzondere doorbraak staat op naam van Krause zelf: hij wist DNA te isoleren uit een menselijk vingerkootje dat in de Siberische Denisovagrot was gevonden en toonde aan dat dit afkomstig was van een nog niet eerder beschreven mensensoort. Het is de eerste keer dat een nieuwe mensensoort op deze manier is ontdekt. De denisovamens bleek zich, net als de Neanderthaler, met de moderne mens te hebben vermengd. Vooral in Azië zijn die sporen nog in het DNA zichtbaar.
Migratie
Deze details zijn boeiend, maar in het boek probeert Krause vooral het grote verhaal te vertellen. Wat weten we over de voorouders van de mens? Hun evolutie vond vooral plaats in Afrika, soms drong er een groepje door tot in Europa om vervolgens weer uit de geschiedenis te verdwijnen. Homo erectus leefde bijvoorbeeld anderhalf miljoen jaar geleden al op het Iberisch schiereiland. Homo sapiens (de moderne mens) dook pas zo’n honderdduizend jaar geleden op in Azië, en later in Europa.
Veel migratie vanuit Afrika verliep overigens via het huidige Israël. De Skuhlgrot in het Karmelgebergte is een van de eerste vindplaatsen van moderne mensen buiten Afrika. Israël was ook een van de plekken waar moderne mensen en Neanderthalers bij elkaar in de buurt leefden, en waar mogelijk de eerste vermenging plaatsvond. Door klimaatverandering was de route uit Afrika niet altijd even goed begaanbaar. Daarnaast speelden andere zaken een rol, zoals de uitbarsting van de supervulkaan Toba op het huidige Indonesische eiland Sumatra, zo’n 74.000 jaar geleden. Die uitbarsting maakte de regio onleefbaar, wat het einde betekende voor de aanwezigheid van mensen in zuidoost Azië.
Overzichtelijker
Zeker in deze oergeschiedenis van de mensheid buitelen de (honderd)duizenden jaren over elkaar heen. Daarbij zijn er maar weinig bruikbare vondsten van menselijke botten uit deze tijd. Het is alsof je op basis van een handjevol fragmenten een complete speelfilm moet reconstrueren. Voor de lezer is het best lastig daarbij het overzicht te bewaren. Daarnaast zijn er doorgaans verschillende interpretaties van de spaarzame gegevens mogelijk. Die geeft Krause ook, wat wetenschappelijk correct is, maar het verhaal nog complexer maakt.
Dat grote verhaal is hierdoor lastig te volgen. Pas wanneer de geschiedenis de jonge steentijd bereikt wordt het overzichtelijker: er zijn meer DNA-gegevens en de historische context is duidelijker. Krause laat bijvoorbeeld zien hoe jager-verzamelaars werden verdrongen door landbouwers. Europa veranderde hierdoor van kleur: jager-verzamelaars hadden een donkere huid terwijl de boeren een lichtere huid hadden. Die lichte huid was noodzakelijk om in het minder zonrijke noorden genoeg vitamine D aan te maken, een vitamine die de jagers via vlees binnenkregen.
Pest
Op de vele eilanden in de Stille Oceaan vond een vergelijkbare verdringing plaats, waarbij boeren van eiland naar eiland trokken om nieuw bouwland te vinden. Daarbij verdreven ze de oorspronkelijke bewoners. Onderzoek van DNA en van de talen in dit gebied laten zien dat de eilanden Stille Oceaan zo zijn gekoloniseerd vanaf het huidige Taiwan.
Krause gaat met zijn verhaal verder tot in onze jaartelling, als hij bijvoorbeeld de immigratiegolven die te paard over de Euraziatische steppen naar het westen trokken beschrijft. Ook laat hij de invloed zien van de pest op de samenstelling van de Europese bevolking.
Alles bij elkaar bevat dit boek een groot aantal interessante feiten over de geschiedenis van de mensheid, zeker voor de periode van onze jaartelling. Maar het grote verhaal over de oergeschiedenis van de mens komt niet echt goed uit de verf.
Johannes Krause, Thomas Trappe: De reis van de mensheid. Uitg. NwA’dam, 352 pagina’s, 2022. Prijs: €24,99