Geschreven door Jan Riemersma / 

29 mei 2013 / 

De God van Pascal

Pascal wees alle godsbewijzen van de hand. Hij gaf er echter een ander soort godsbewijs voor terug. Pascal schreef: ‘Als er een God is, is Hij oneindig onbegrijpelijk (…)’.

 

Nietig

Om aannemelijk te maken dat God inderdaad niets minder dan ‘oneindig onbegrijpelijk’ is, beschrijft Pascal hoe onze wereld de ‘oneindige onbegrijpelijkheid’ van God weerspiegelt. Het duizelt ons als we nadenken over het oneindig grote heelal; ons verstand kan het zeer kleine niet bevatten; de aanblik van de sterrenhemel vervult ons met ontzag. Bij het aanschouwen van de werkelijkheid ligt het ons op de lippen om te denken: dit moet wel het werk van een machtig wezen zijn!

 

Bij Pascal wordt het geloof in God niet gedragen door een redelijk bewijs, maar juist door het falen van de rede! Ons verstand kán de werkelijkheid niet doorgronden. Onze geest is beperkt, want die is ‘in het lichaam geworpen, waar hij met hoeveelheid, tijd en ruimtelijkheid geconfronteerd wordt.’ [1] De rede is een onvolkomen instrument, slechts bedoeld om te geloven in ‘getallen, ruimte en beweging, en in niets anders dan dat, omdat hij er nu eenmaal aan gewend is dit te zien.’ Vraag iemand om zich de aard van de oneindigheid voor te stellen en hij staat met zijn mond vol tanden. Voor de nietige mens blijft er zo veel te leren over.

 

God

Toch kunnen we, volgens Pascal, heel goed weten dát er een God is zonder dat wij hem begrijpen. Dit is inderdaad wáár: als de werkelijkheid zo ingewikkeld is dat ons verstand (bij lange na) niet alle verschijnselen kan ordenen, dan kunnen we het bestaan van God eenvoudigweg niet ontkennen.

 

Stel je eens voor dat wij worden aangesteld in een fabriek zo ingewikkeld als de werkelijkheid. In deze fabriek produceert men alles wat maar enigszins voorstelbaar is, ook zaken die ons onmogelijk lijken. Zouden wij een betrouwbaar oordeel kunnen vellen over de buitengewoon ingewikkelde producten die in deze fabriek geproduceerd worden? Nee, want als wij een ontwerp zien dat ons begrip overtreft, en dat ons onmogelijk lijkt, dan wil dit niet zeggen dat het niet geproduceerd kán worden. Ons verstand is slechts berekend op dienst in een domein waar ‘getal, ruimte en beweging’ gelden; ons intellect is een te gebrekkig instrument om, buiten dit domein, te zeggen wat wél of niet bestaat. Alles is daarom mogelijk, zeker het bestaan van God; en niets kan worden ontkend, ook het bestaan van God niet.

 

Werelden

Het bevredigende van Pascals invalshoek is dat we op ons gevoel of intuïtie mogen vertrouwen en dat we niet verplicht zijn om ons geloof in God verder te verantwoorden. Wij bezien de immense werkelijkheid, voelen ons nietig en zijn niet in staat om de overtuiging dat God bestaat nog van ons af te schudden. Men kan werelden zien in een enkele zandkorrel, de hemel in de wilde bloem en de oneindigheid in de palm van een hand. Wij ontdekken een wereld die zich opent voor het geloof en die beschreven kan worden door zowel de dichter als de fysicus. Het is een wereld waarin wij, de mens met al zijn verbeeldingskracht, volop aan bod komen: niet als buitenstaander, maar als deelnemer, om ons geloof en de daarbij behorende denkbeelden toe te voegen aan de werkelijkheid.

 

Steigers

Wie echter wil bewijzen of weerleggen dat God bestaat, zal heel de wereld in de steigers moeten slaan: hij zal een loopplank moeten hebben die hem in staat stelt om zijn redelijke beginselen mee te voeren naar de uiterste grenzen van de werkelijkheid. Kan evenwel de wereld niet aan de steigers van het verstand geankerd worden, dan heeft het opstellen van dergelijke bewijzen geen zin. Uitsluitend als ons verstand zó krachtig is dat we de gehele werkelijkheid kunnen doorgronden, is onze rede geschikt als instrument om haar felle zoeklicht op de verborgen God te laten schijnen. Pascal schrijft: ‘De metafysische godsbewijzen liggen zo ver af van de manier waarop de mensen denken en zijn zo ingewikkeld, dat men er niet door geraakt wordt; en al zouden sommige er baat bij hebben, ze hebben er alleen iets aan op het moment dat deze bewijsvoering hen voor ogen staat, maar een uur later zijn ze bang dat ze zich vergist hebben.’

 

Verborgen

We krijgen pas oog voor het mysterie van God als we de idee laten varen dat hij een logische, ordelijke en geheel begrijpelijke wereld voor ons heeft ingericht. Wie eenmaal ‘ziet’ dat God ons begrip ruimschoots overtreft, vindt het niet verwonderlijk dat God verborgen is of dat het bestaan niet paradijselijk is: God is ondoorgrondelijk, maar zijn bestaan kan niet worden ontkend.

 

Noot: [1] ‘Onze geest is in het lichaam geworpen’: het is verleidelijk om deze opmerking van Pascal te beschouwen als een bewijs voor zijn uitzonderlijke inzicht: zou hij begrepen hebben dat onze denkwijze berekend is op bediening van het lichaam en daardoor beperkt wordt?

Jan Riemersma