Geschreven door Jan Riemersma / 

21 november 2012 / 

De Gebreken van het Atheïsme

Atheïsten zijn bedreven in het ondermijnen van religie, maar onbeholpen in het verdedigen van hun eigen visie. Wie alle religies met een brede zwaai van tafel veegt schept een levensbeschouwelijke leegte. Deze leegte kan de atheïst slechts opvangen door zich een stoere houding aan te meten. Hij vindt het, naar eigen zeggen, geen probleem dat het bestaan vergeefs is.- De atheïst is een naturalist, iemand die gelooft dat er niets is buiten het causale weefsel van de natuur.

 

De atheïst baseert zijn troosteloze visie op de meest betrouwbare wetenschappelijke theorieën waarover wij beschikken. De natuurkundige vertelt ons wat er bestaat en wat de oorsprong van alles is, en de bioloog vertelt ons hoe de mens is ontstaan. Vooral de evolutietheorie wordt door de atheïst beschouwd als hét bewijs voor de overtuiging dat er geen God bestaat. Immers, de mens is niet onmiddellijk geschapen door God?

Beperkt

Het is merkwaardig dat de atheïst over het hoofd ziet dat de evolutietheorie vooral zijn eigen ‘religie’, het naturalisme, treft. Immers, om er zeker van te zijn dat er buiten het causale weefsel van de natuur niets is, zul je in vrijwel alle hoeken en gaten van de werkelijkheid moeten rondkijken. Dat vereist betrouwbare zintuigen en een goed verstand, want er mag de naturalist niets ontgaan: hij moet alle verschijnselen onderbrengen in zijn naturalistische stelsel. Een natuurlijke wereld mag geen uitgesproken mysterieuze of onbegrijpelijke zaken bevatten. Het opvallende is echter dat het vlaggenschip van de naturalist, de evolutietheorie, zegt dat onze zintuigen en ons verstand niet goed genoeg zijn om alles te zien en begrijpen. Wij zijn beperkte wezens. Zo wordt de grootte van ons brein bepaald door ons energieverbruik en door de omvang van het geboortekanaal.

Er bestaan wat misverstanden over de vraag wat het wil zeggen dat wij beperkte denkers zijn. Doorgaans meent men dat het uitsluitend betekent dat wij verbanden over het hoofd zien. We hebben een intellectuele ‘blinde’ vlek. Het betekent echter ook dat wij sommige zaken eenvoudigweg niet kunnen begrijpen. Voor een beperkt brein lijkt de wereld in bepaalde opzichten vreemd of zelfs absurd te zijn. Alsof het verstand gereedschap is waarvan de kop niet helemaal op het vraagstuk past. Nu geldt dat hoe vreemder de bestudeerde werkelijkheid, hoe kleiner de kans dat het naturalisme juist is.

Vreemde werelden

Hoe vreemd en onbegrijpelijk is de werkelijkheid? Hier kunnen we kort over zijn: de werkelijkheid zoals deze wordt beschreven door de fysicus is bepaald niet ‘alledaags’. In onze tijd zijn de geleerden de schaamte voorbij. Wiskundige modellen van parallelle werelden waarin mijn gestorven vrienden met elkaar dineren, werelden waarin alles bestaat wat logisch mogelijk is (dus ook God!), werelden gesimuleerd door supercomputers, en talloze andere wiskundige modellen van vreemde werelden, worden door de jonge fysici achteloos gesmeed uit snaar en braan. Het enige wat deze natuurkundige vergezichten met elkaar gemeenschappelijk hebben is een logische bouw. Dat geeft te denken, want er is geen grondslag voor de logica. Wij denken uitsluitend logisch omdat ons brein het lichaam moet bedienen.

Wiskunde

Wat is er nog ‘natuurlijk’ aan deze wiskundige modellen? Waarom zou men het bestaan van God afwijzen als hedendaagse fysici werelden schetsen die gedurfder zijn dan de meeste metafysische theorieën? Deze vergezichten zijn nauwelijks te bevatten en geven aan dat wij op de beperking van onze denkkracht stuiten. Bovendien schuilt er een addertje onder het gras.

De vreemde werelden van de fysici kunnen tenminste nog worden beschreven in wiskundig idioom. We kunnen echter uitsluiten dat de wiskunde een taal is die krachtig genoeg is om héél de werkelijkheid te beschrijven. Immers, de wiskunde is geen zelfstandig medium dat het verstand van de mens overtreft? Het zou buitengewoon wonderbaarlijk zijn als de willekeurige omvang van het brein precies groot genoeg is om de finesses van de gehele werkelijkheid wiskundig te beschrijven. Kortom, we mogen verwachten dat de werkelijkheid nóg vreemder is zelfs dan in onze meest gedurfde voorstellingen. Het naturalisme is daarom vrijwel zeker onjuist; men kan niet met droge ogen beweren dat het een ‘wetenschappelijk’ verantwoorde levensbeschouwing is.

Slot

Het atheïsme is daarmee hét zinnebeeld van zinloosheid: op grond van een onsamenhangende visie (die men bij hoog en laag voor juist houdt) aanvaardt men de gedachte dat het bestaan zinloos is.- Wie echter wijs is telt zijn zegeningen en aanvaardt dat de werkelijkheid óók bovennatuurlijk van aard is.

Jan Riemersma