Geschreven door René Fransen / 

26 september 2023 / 

De complexe geschiedenis van de relatie tussen geloof en wetenschap

Heeft religie de ontwikkeling van moderne wetenschap gehinderd of juist gestimuleerd? Het boek Magisteria – The entangled histories of science and religion laat zien hoe complex het antwoord op deze vraag is.

Over de relatie tussen geloof en wetenschap is al veel, heel veel geschreven. Soms met nuance, soms met één duidelijk antwoord (dat religie of juist wetenschap als de schurk neerzet). Nicholas Spencer is Fellow van het Britse Theos, een christelijke denktank die onderzoek doet naar de relatie tussen religie, politiek en samenleving in de hedendaagse wereld. Theos zoekt de nuance, en Spencer doet dat ook in zijn boek ‘Magisteria’. De titel is een verwijzing naar het idee van bioloog Stephen Jay Gould, die stelde dat geloof en wetenschap ‘niet overlappende magisteria’ waren. Ze houden zich simpelweg bezig met verschillende dingen en kunnen elkaar daarom niet in de weg zitten.

Martelaar

Magisteria geeft een ander beeld. Geloof en wetenschap bevinden zich niet in gescheiden compartimenten, nu niet en in het verleden niet. Spencer neemt de lezer mee op een lange reis, die begint in de oudheid. Of nauwkeuriger: in maart 415, toen in Alexandrië een pakweg zestig jaar oude vrouw genaamd Hypatia door boze christenen uit haar wagen werd gesleurd en vermoord.

Hypatia was een astronoom en wiskundige, maar, benadruk Spencer, die termen hadden nog niet de wetenschappelijke betekenis die we er nu aan toekennen. Toch werd zij eeuwen later neergezet als slachtoffer van de strijd tussen geloof en wetenschap. Spencer beschrijft de historische context van strijdende groepen in het Alexandrië van Hypatia, en laat zien dat zij niet een ‘martelaar voor de wetenschap’ was, en ook dat christenen niet en bloc tegenover haar stonden. Spencer vergelijkt de geschiedenis van Hypatia met de ‘kwestie Galileo’, die ook complexer is dan een strijd tussen ‘geloof’ en ‘wetenschap’.

Aristoteles

Spencer geeft een uitgebreide geschiedenisles, waarin keer op keer blijkt dat die geschiedenis complexer is dan de eenvoudige schema’s waartoe ze vaak wordt gereduceerd. Of het nu gaat om judaïsme, islam of christendom, allemaal hebben ze voor- en tegenstanders van wetenschap voortgebracht. De islam kende een periode waarin wetenschap kon floreren (vooral in Spanje), en periodes waarin er geen ruimte voor was. In veel gevallen zat er een fikse dosis Griekse filosofie door de religies heen gemengd – Aristoteles heeft eeuwen lang zijn stempel gedrukt op het denken over de aard der dingen.

De Rooms-katholieke kerk had Aristoteles eerst veroordeeld, maar later omarmd. Toen Copernicus met zijn beeld van de hemelen kwam, ging dat in tegen het Aristotelische wereldbeeld. Maar inmiddels was het Aristotelische denken de basis geworden voor metafysische principes achter de Rooms-katholieke theologie, zoals die van de transsubstantiatie, het veranderen van de aard van het communiebrood. Dat maakte het lastig voor de kerk om het Copernicaanse wereldbeeld over te nemen.

Koude oorlog

De gedetailleerde manier waarop Spencer de vele kanten van vaak ‘platgeslagen’ conflicten tussen geloof en wetenschap laat zien is boeiend en informatief, al vraagt het wel wat van de lezer om al die nuances te volgen. Een rode lijn is in veel gevallen dat het bij conflicten niet zozeer gaat om de principes, maar om de macht: wie bepaalt er bijvoorbeeld hoe we Bijbel moeten lezen, of wie bepaalt wat wetenschap is. Dat laatste speelde in de negentiende eeuw, de tijd van Darwin, toen professionele wetenschappers de amateurs (in het Verenigd Koninkrijk vaak Anglicaanse geestelijken) verdrongen.

Spencer gaat langs onbekende twistpunten en de bekende voorbeelden: Galileo, Darwin en het Scopes proces, maar behandelt ook de manier waarop de Sovjetunie met wetenschap omging. Die presenteerde zich als een ‘wetenschappelijke natie’, waarin kosmonauten verkondigden dat ze in hun baan om de aarde geen God hadden gezien, maar tegelijkertijd Darwin afwees omdat de landbouw onder leiding stond van de Lamarckiaan Lysenko. De Koude Oorlog zorgde er ook voor dat – met name in de VS – de strijd tegen de Sovjetunie een strijd tegen het atheïsme werd.

Turing Test

Ook behandelt Spencer bijvoorbeeld hoe moderne anti-wetenschappelijke stromingen in de VS, zoals het jonge aarde creationisme en Intelligent Design, deels zijn ontstaan als reactie op de sociobiologie, die het mensbeeld sterk deed kantelen. Het mensbeeld komt ook terug in het slothoofdstuk over Kunstmatige Intelligentie. Daarin laat Spencer zien hoe in sommige wetenschappelijke kringen intelligentier de belangrijkste menselijke kwaliteit lijkt te zijn. De Turing Test is er een voorbeeld van, die is alleen gebaseerd op communicatie, zonder contact. En dat terwijl de mens bij uitstek een sociaal wezen is, aldus Spencer. Zo draagt ook de wetenschap soms ideologische veren die kunnen leiden tot conflicten met religie.

Het boek gaat veel dieper en is veel breder dan deze samenvatting. Die diepgang, breedte en de nuance maken het een waardevolle bijdrage aan het denken over de relatie tussen geloof en wetenschap. En verder breekt Spencer als een echte mythbuster allerlei heilige huisjes van zowel gelovigen als niet-gelovigen af. Wie niet bang is voor stevige kost zal genieten van dit boek.

Nicholas Spencer, Magisteria – The entangled histories of science and religion. Oneworld Publications, 480 pagina’s, prijs ca. €30,-

René Fransen

René Fransen is ‘Science Writer’ bij de Faculty of Science & Engineering van de Rijksuniversiteit Groningen; en zelfstandig wetenschapsjournalist. Hij is betrokken bij Geloof & Wetenschap als redacteur.