Geschreven door Stefan Paas / 

30 maart 2015 / 

Atheïsme, religie en hun gevolgen

Discussies tussen gelovigen en atheïsten verlopen vaak volgens een vast patroon. Haast onvermijdelijk komt op een gegeven moment ter sprake dat religie kwalijke gevolgen heeft (kruistochten, enzovoort). Even onvermijdelijk volgt de reactie: atheïsme heeft zich ook niet van z’n beste kant laten zien (Stalin, enzovoort).

Op dat moment begint nogal eens een dialoog tussen doven. De atheïst werpt tegen: atheïsme is helemaal niet gewelddadig. Het is niets meer of minder dan afwezigheid van geloof in God. Wil de gelovige soms beweren dat atheïsme ‘ook een religie’ is? Dat is toch net zoiets als beweren dat kaalheid een haarkleur is? De gelovige kan er op zijn beurt met z’n verstand niet bij dat de atheïst de problematische geschiedenis van politiek atheïsme zo wegwuift alsof het niets, maar dan ook niets met atheïsme te maken heeft.

En zo loopt weer een discussie op niets uit. Dat is jammer, want het is wel degelijk zinvol om als andersdenkenden met elkaar te spreken over de mogelijke gevolgen van je eigen levensbeschouwing. We moeten tenslotte met elkaar samenleven en enig historisch besef en zelfinzicht zijn daarbij hard nodig. Daarvoor is het belangrijk dat we begrippen hanteren die recht doen aan het menselijk bestaan, begrippen die geweld en negativiteit niet louter toeschrijven aan ‘anderen’. Naar mijn gevoel gebeurt dat teveel wanneer ‘atheïsme’ en ‘religie’ op deze manier worden vergeleken.

Atheïsme staat tegenover theïsme

Wat gaat er dan mis in zo’n gesprek? Het probleem is vooral dat er een tegenstelling wordt gemaakt tussen ‘religie’ en ‘atheïsme’. Een veelkleurig historisch fenomeen (religie) komt zo te staan tegenover een filosofische positie (atheïsme). Zo kun je gemakkelijk zeggen dat ‘religie’ gewelddadig is, terwijl ‘atheïsme’ alleen maar afwezigheid van geloof is. 

Maar die tegenstelling klopt natuurlijk niet. ‘Atheïsme’ is geen tegenstelling van ‘religie’, maar van ‘theïsme’. Een theïst gelooft dat er minstens één God (opperwezen) bestaat. Een atheïst gelooft niet dat er een God bestaat. Beide posities zijn empirisch ‘kaal’ of ‘leeg’, dat wil zeggen: er is geen correlatie tussen theïsme/atheïsme enerzijds en gedragspatronen anderzijds. Klassiek theïsme gaat meestal uit van één Opperwezen dat almachtig, alwetend en moreel volmaakt is. Maar wat vloeit daaruit voort? Mensen die geloven dat zo’n God bestaat kunnen voorbeeldige buren zijn of misdadigers. Hetzelfde geldt voor mensen die niet geloven dat er een God bestaat. Zowel theïsme als atheïsme zijn inert. Ze ‘doen’ niets.

Theïsme en atheïsme worden sociaal-cultureel pas interessant als ze verbonden worden met andere overtuigingen. Een theïst kan bijvoorbeeld denken dat het zo evident is dat er een God bestaat dat iedereen die er niet in gelooft wel dom, misleid of immoreel moet zijn. Zo’n overtuiging kan een basis zijn voor onderdrukking van andersdenkenden. Een theïst kan ook bepaalde opdrachten toeschrijven aan God, zoals dat God ons opdraagt onze vijanden lief te hebben of juist te haten. Theïsme krijgt dus pas sociaal-culturele effecten als het is ingebed in een bredere levensbeschouwing, met allerlei opvattingen over God, andere mensen, de wereld en onze taken en opdrachten in het leven.

Met atheïsme is dat niet anders. Wie denkt dat atheïsme geen ‘religie’ kan worden, denkt blijkbaar dat kale mensen nooit een pruik dragen. Natuurlijk, puur als filosofische positie ‘doet’ atheïsme niets. Maar ook atheïsme kan andere overtuigingen aanzuigen, waarmee het een bredere levensbeschouwing vormt. Net zoals theïsme ‘is’ atheïsme geen religie, maar het kan wel onderdeel worden van iets wat we ‘religie’ zouden kunnen noemen (of het equivalent ervan).

Dit kan op twee manieren gebeuren. In de eerste plaats geldt dat mensen vaak atheïst worden, omdat ze al bepaalde opvattingen hebben over wat redelijk is, hoe bewijzen eruit zien, hoe de wereld in elkaar zit, enzovoort. Wie op dit gebied sterke opvattingen heeft, kan gemakkelijk op basis daarvan scherp oordelen over mensen die tot heel andere conclusies komen (c.q. gelovig zijn). Zulke mensen worden dan gezien als minder redelijk, dom of misleid. En wie zo naar z’n medemensen kijkt, zal moeite hebben om ze als volwaardige medemensen te beschouwen.

In de tweede plaats moet het gat dat God achterlaat wel gevuld worden. Een atheïst zal alternatieven moeten ontwikkelen voor God. Hij of zij zal dus andere (niet van God afhankelijke) opvattingen moeten vormen over zingeving, moraal, het ontstaan van het heelal, de bron van politiek gezag, enzovoort. Zulke opvattingen kunnen heel vredelievend zijn, maar dat is niet noodzakelijk het geval. Een atheïst kan bijvoorbeeld zo overtuigd zijn door zijn ‘God-vervangers’ (vaak wetenschap en/of politiek) dat hij of zij van mening is dat iedereen – desnoods kwaadschiks – opgevoed moet worden tot hetzelfde inzicht. Zo kan atheïsme in het echte leven wel degelijk trekken aannemen van een ideologie of religie.

Verbinding van levensbeschouwing en politiek

Kortom, net zoals religies twee gezichten hebben, kunnen ook atheïstische wereldbeschouwingen tot kwaadaardige gevolgen leiden. Dit gebeurt in het bijzonder wanneer onze wereldbeschouwing (theïstisch of atheïstisch) verbonden raakt met politiek. Het meeste leed is in de geschiedenis aangericht toen mensen hun eigen opvattingen met politieke middelen wilden opdringen aan anderen. Bij theïstische voorbeelden kunnen we denken aan de Europese godsdienstoorlogen, bepaalde vormen van koloniale zending of aan de Islamitische Staat. Bij atheïstische voorbeelden kunnen we denken aan de politieke experimenten in de Sovjet-Unie of China.

Deze historische lessen moeten ons waakzaam maken. Dat lukt alleen als we bereid zijn onder ogen te zien dat elke levensbeschouwelijke beginstelling zich kan ontwikkelen tot gevaarlijke varianten. Juist daarom is het zo belangrijk dat we geen semantische spelletjes spelen, waarin een door duizenden jaren geschiedenis bevuilde ‘religie’ wordt vergeleken met een filosofisch steriel ‘atheïsme’. Vandaag zijn we meer dan genoeg doordrongen van het feit dat religie gevaarlijk kan zijn. Dit moet ook steeds gezegd worden. Alleen, het moet niet gebeuren in een roes van atheïstische zelfrechtvaardiging. In dat geval is het steeds de (religieuze) ‘ander’ die gevaarlijk is en beteugeld moet worden. Zodra we op die manier het geweld verankeren in de ‘ander’, leggen we een basis voor nieuw geweld.

Het is immers maar een kleine stap van het demoniseren van de ander (in dit geval religie) naar het nemen van politieke maatregelen: verbied ritueel slachten, onderdruk jongensbesnijdenis, schaf religieus onderwijs af. Elke politieke terreur in de geschiedenis had als eerste stap dat alle problemen van de mensheid aan ‘anderen’ werden toegeschreven. Vervolgens moesten stappen worden ondernomen om die ‘anderen’ aan banden te leggen of zelfs uit te roeien. Alleen zo kon de betere wereld dichterbij komen. De geschiedenis laat zien dat gelovigen en ongelovigen beiden een groot geweldspotentieel hebben. De enige manier om vreedzaam samen te leven is dit onder ogen te zien.

Beeld: Albigenzische Kruistocht/Wikipedia

 

Stefan Paas