Geschreven door René Fransen / 

20 juni 2012 / 

Andrews, Wie heeft God gemaakt? (2012)

Sommige boeken zetten zo hoog in dat je er als lezer eigenlijk al sceptisch aan begint. Een boek dat volgens het achterplat moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met ‘verbazingwekkende eenvoud’ behandelt, moet bijna wel tegenvallen. Want gemakkelijke antwoorden op moeilijke vragen zijn nu eenmaal meestal onbevredigend.

Edgar Andrews, emeritus hoogleraar materiaalkunde van de universiteit van Londen, wil in zijn boek Wie heeft God gemaakt? het atheïsme bestrijden. Maar en passent bestrijdt hij ook de evolutietheorie (die daar blijkbaar bijhoort) en introduceert hij de ‘God-hypothese’ als superieur alternatief.

God-hypothese

Wat is de God-hypothese? Dat blijft een beetje vaag. ‘God heeft het gedaan’ is de meest simpele omschrijving. Het universum is niet vanzelf ontstaan, dat kan niet volgens de natuurwetten, dus God heeft het gedaan. Evolutie is onmogelijk, dus: God heeft het gedaan.

Wat is het probleem? Andrews ergert zich aan wetenschappers die menen dat zij hebben aangetoond dat God niet bestaat. Die de vraag stellen: ‘Wie heeft God dan gemaakt?’ Op die vraag gaat hij niet in. Hij draait de bewijslast om. Als we aannemen dat God bestaat, kunnen we dan de werkelijkheid om ons heen verklaren?

Zo’n stellingname kan interessant zijn. Want wat verwachten we wanneer de God van de Bijbel echt bestaat? Dat zou een soort hypothese op kunnen leveren, die je aan de geobserveerde werkelijkheid toetst. Alleen doet Andrews dat niet. Hij toetst niet de God-hypothese die hij keer op keer opvoert maar nooit definieert, nee, hij wil aantonen dat de wetenschappelijke verklaring voor het ontstaan van het universum en de ontwikkeling van leven op aarde niet klopt. Zodat hij daarna triomfantelijk kan roepen: dus God deed het!

Standaard creationistische kritiek

Daarbij maakt hij gebruik van standaard creationistische kritiek op de wetenschap. Verder voert hij als tegenstanders nogal eens een zelfgeschapen stropop op. Het oerknalmodel voor het ontstaan van het universum noemt hij bijvoorbeeld ‘een idee waar eigenlijk niemand iets van wilde weten’ (blz 115). Een universum met een begin, dat leek te zeer op Genesis. Dit is onzin, er was zeker discussie over, maar het model werd al snel aanvaard, ook door niet-gelovige wetenschappers. Hij grijpt terug op de fictieve strijd tussen geloof en wetenschap. Simpele hypothesen (zoals de worsteling van natuurkundigen met het begrip ‘tijd’) worden neergezet als een poging theologische implicaties van de wetenschap te bestrijden.

Waar Andrews schrijft over het ontstaan van het leven of over evolutie toont hij vooral aan dat hij geen goed zicht heeft op deze onderwerpen. Inderdaad, de wetenschap weet niet hoe het leven op aarde ontstaan is. Maar er zijn talloze hypothesen, en talloze aanwijzingen dat al het leven uit één oorsprong is ontstaan. Dit alles negeert hij volkomen.

Over evolutie schrijft hij aperte nonsens. En hij gebruikt een standaardargument van de Intelligent Design-beweging dat tegen evolutie zou pleiten: DNA bevat een code, dus informatie, en informatie moet ergens vandaan komen. Waar vandaan? De triomfantelijke redenering van Andrews is schokkend simplistisch. DNA is een soort taal, dus: ‘al het leven bestaat hoofdzaklijk uit taal’. Wat zegt de Bijbel? God schiep door taal, Hij sprak en het was er! ‘Wat zouden we anders verwachten van een Schepper die alles heeft geschapen door te “spreken”?’(blz 231-232) Het leven bestaat uit taal? Hier gaat Andrews op een onvergeeflijke manier met een metafoor aan de haal.

Bijbelvisie

Andrews is niet alleen wetenschapper, hij heeft ook twee bijbelcommentaren geschreven. Zijn Bijbelvisie, zoals die uit dit boek blijkt, is dezelfde die je ook bij jonge-aarde-creationisten tegenkomt: Genesis is letterlijke geschiedenis. Hij probeert dan ook aan te tonen dat de Bijbel geen ‘platte aarde’ voorstaat, terwijl veel teksten toch echt uitgaan van een aarde met hemelkoepel. Er is ook geen ruimte voor de visie dat God via evolutie zou kunnen hebben gewerkt.

Het boek is oude wijn in versleten zakken. Standaardargumenten tegen evolutie die met een omhaal van woorden meer wetenschappelijk cachet zouden moeten krijgen. Het werkt niet. Andrews hanteert bovendien een tamelijk badinerende stijl. Ja, hij schrijft op eenvoudige wijze. Maar niet met de eenvoud van iemand die het grote geheel begrijpt en het daarom helder uiteen kan zetten. Het is de eenvoud van iemand die maar één antwoord heeft op alle vragen: God heeft het gedaan.

Recensie van: Edgar Andrews, Wie heeft God gemaakt? Op zoek naar een alles verklarende theorie (Maatkamp 2012), 407 blz, €19,90

René Fransen

René Fransen is ‘Science Writer’ bij de Faculty of Science & Engineering van de Rijksuniversiteit Groningen; en zelfstandig wetenschapsjournalist. Hij is betrokken bij Geloof & Wetenschap als redacteur.